16 OKTOBER 1975 755 mening geen voldoende garantie voor een goed woonmilieu. Integen deel, wij moeten proberen wonen en recreëren meer met elkaar te inte greren en wij moeten af zien te komen van de speelgetto's die in het verleden in de stedebouw werden gecreëerd. Het onderhavige terrein voldoet veel beter aan die integratiegedachte dan het terrein waar de heer Van Duijl op heeft gewezen. Wethouder Van Dun heeft zich afgevraagd waarom de on derhavige materie nu juist ook in de sector jeugd en sport aan de orde zou moeten komen. Ik meen dat het duidelijk is waarom dit het geval is. In de sector van jeugd, sport en recreatie wordt gedacht over en ge werkt aan een speelplan voor de stad. Men heeft zich daarbij bezigge houden met de speeltuinensituatie en met de problemen die daaraan verbonden zijn. Naar mijn mening zouden wij in deze raad op korte termijn eens moeten spreken over de vraag of bepaalde onderdelen van de portefeuille ruimtelijke ordening niet naar een andere portefeuille zouden moeten worden overgeheveld; ik denk daarbij in het bijzonder aan kleinere speelgelegenheden en groenvoorzieningen. Zolang hiertoe evenwel nog niet is overgegaan, zouden in elk geval de ambtenaren die zich met spelen en recreatie bezighouden de mogelijkheid moeten heb ben om in een vroegtijdig stadium een inbreng te leveren. Daarvoor heb ik gepleit. Overigens heeft mijn groepering zeer langdurig over deze kwestie gesproken. Wij hebben de voor- en tegenargumenten, die ik in eerste instantie heb genoemd, tegen elkaar afgewogen en onze fracties hebben uiteindelijk gemeend met schroom en moeite hun stem aan het voorstel te moeten geven. Het argument van de intensivering van de be bouwing geeft bij ons, tezamen met de overweging dat de inspraakpro cedure via St. A.R. en wijkraad een positief resultaat heeft opgeleverd, de doorslag. De heer VAN DUIJL: Naar aanleiding van de woorden van de heer Beckers zou ik nog een korte opmerking willen maken. Ik ver mag namelijk niet in te zien welk verschil er is tussen het door de heer Beckers bedoelde terrein en het terrein dat ik heb genoemd. Het is wel licht mogelijk dat het gras enigszins anders groeit. Ik zou er nog op willen wijzen dat het terrein dat ik bedoelde betere voorzieningen heeft: er is ook nog een speelgelegenheid voor de kleinere jeugd, ter wijl het terrein voorts is gestoffeerd met een groenbegroeiing zodat het naar de kant van de openbare rijweg beter is afgeschermd. Het terrein, waar wij nu op willen doen bouwen, heeft een dergelijke afscherming nu juist niet. Op grond hiervan geef ik er de voorkeur aan dat de jeugd op het eerstgenoemde terrein speelt. Wethouder VAN DUN: In deze discussie heeft de heer Beckers naar ik meen in ons gemeenteraadstaalgebruik een nieuw woord geïntroduceerd, namelijk het woord "speelgetto's". Ik geloof dat daar van nota moet worden genomen maar dat wij niet verder moeten gaan. Dat er bij de dienst jeugd en sport een onderzoek op het gebied van de speeltuinsituatie in Breda wordt ingesteld, is bekend. De besluitvorming van de raad is daarmee naar mijn mening niet in strijd. Als er terzake van de speeltuinsituatie delen van de portefeuille ruim telijke ordening naar een andere portefeuille moeten worden overgehe-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 755