764 16 OKTOBER 1975 wordt informatie over een aantal onderwijsinstellingen gegeven die betrekking heeft op het gebruik van lokalen en alles wat daarmee sa menhangt. Ik heb de indruk dat het vraagstuk dat u nu aan de orde dreigt te stellen er bij dit punt met de haren bijgesleept is. Het komt mij voordat deze aangelegenheid bij een andere gelegenheid zal moe ten worden behandeld, bijvoorbeeld bij de debatten over de begroting. Ik geloof dat de ter tafel liggende mededeling daar nauwelijks of geen aanleiding toe geeft. De heer WELSCHEN: Ik heb de achterkant van hetzelfde stuk vóór mij, want daar heb ik enige aantekeningen op gemaakt. De VOORZITTER: Kijkt u dan eens naar het echte stuk.' De heer WELSCHEN: Voorts wijs ik erop dat deze onderwer pen in de commissie duidelijk zijn gekoppeld en dat zij onmiskenbaar verband met elkaar houden. Ik neem aan dat ook de heer Broeders, wan neer mijn overtuigingskracht niet voldoende is, u daarvan zal willen overtuigen. Bovendien zal ik mijn betoog snel afronden; misschien wilt u mij daar de gelegenheid voor geven. De VOORZITTER: Altijd. De heer WELSCHEN: Dank u wel. Voor ons is de zojuist reeds genoemde methodiek van groot belang. In de commissie was men het erover eens dat de methodiek die wordt gevolgd, zo zorgvuldig mogelijk moet worden gehanteerd. In dit kader hebben wij van onze kant gevraagd of het mogelijk is door middel van een soort evaluatie-onderzoek na te gaan of er verandering moet worden gebracht in de methodiek die de sociografische dienst volgt bij het voorspellen van het leerlingenaantal. In dit verband zou ik enkele concrete korte vragen aan de wethouder van onderwijs willen stellen. In een grote Brabantse gemeente is een soortgelijk onderzoek verricht. Ik neem aan dat de wethouder dat onderzoek aan de sociogra fische dienst heeft gestuurd en om commentaar heeft gevraagd. Ik neem voorts aan dat hij dat commentaar heeft gekregen en ik ben benieuwd hoe het luidt. Naar ik hoop zal de wethouder van onderwijs dat willen vertellen. De VOORZITTER: Ik zie het verband nog niet goed, maar ik geef graag eerst andere leden van de raad het woord. De heer VISSER: Misschien ben ik ook buiten de orde, maar ik zou hier graag op willen ingaan. In de commissievergadering hebben wij namelijk naar aanleiding van het ter tafel liggende stuk uitvoerig over deze materie gesproken. De VOORZITTER: Ik blijf erbij dat het ver gezocht is. Als echter de heer Welschen de gelegenheid krijgt, kan ik die u niet ont nemen. Wilt u het dan óók kort doen?

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 764