16 OKTOBER 1975
765
De heer VISSER: Ik wist van tevoren dat de heer Welschen
van plan was nader op de onderzoekmethode van de sociografische dienst
in te gaan, voorzover deze methode althans betrekking heeft op het
wijksgewijs te verwachten aantal leerlingen voor de basisscholen in ver
band met het aantal schoollokalen. Het aantal schoollokalen is thans
aan de orde.
De heer Welschen heeft mij medegedeeld dat hij hierover
zou gaan spreken en ik vond dat bijzonder sportief van hem, aangezien
ik mij er daardoor op heb kunnen prepareren. In de commissie hebben
wij hierover inderdaad al van gedachten gewisseld, waarbij de heer
Welschen voorstelde deze kwestie eens met de sociografische dienst
door te nemen. Bij die gelegenheid was ik het volkomen met de heer
Welschen eens: hoe beter wij kwantitatief in de naaste toekomst kunnen
kijken, hoe groter de dienst is die wij via de wetenschap aan de maat
schappij en ook aan het beleid bewijzen. Dat geldt overigens voor alle
takken van wetenschap en niet alleen voor het gebied waarmee men
zich bij de sociografische dienst bezighoudt.
Ik vergat evenwel tijdens de commissievergadering dat er
misschien aan hetgeen de heer Welschen voorstelde ook een politiek as
pect verbonden is; de wethouder aarzelde namelijk enigszins bij zijn be
lofte een en ander eens met de directeur van de sociografische dienst
te bespreken. Indien mijn indruk juist is, zou ik dat graag van de wet
houder willen horen. Dit neemt niet weg dat natuurlijk te allen tijde
met de sociografische dienst over deze materie kan worden gesproken.
Dit naar aanleiding van de opmerkingen van de heer Wel
schen. Naar aanleiding van het ter tafel liggende stuk zou de C.D.A.-
fractie graag willen weten hoe het met de problematiek van de leegko
mende lokalen gesteld is en hoe het beleid in dezen is. Ook willen wij
graag weten waar het beleid in de toekomst op gericht zal zijn, waarbij
wij bijvoorbeeld aan de bestemming van de vrijkomende schoollokalen
denken.
Wethouder BROEDERS: Ik heb ooit wel eens gehoord dat je
met je eigen fouten zwaar kan worden geconfronteerd en ik meen dat
dit geval zich hier voordoet. Ik geloof dat het aan mijn lankmoedig
heid en te grote toegeeflijkheid in de commissievergadering te wijten
is dat deze discussie plaatsvihdt. Door de leiding die ik aan de commis
sievergadering heb gegeven, heb ik aanleiding gegeven dat men nu pun
ten aan de orde stelt die moeilijk bij de ter tafel liggende mededeling
-- het is nog niet eens een voorstel -- ter sprake kunnen komen.
Aan de andere kant heb ik wel eens gehoord dat je ook be
reid moet zijn voor je eigen fouten te betalen, dus ik zou haast zeggen
dat ik er een beetje aan vast zit.'
Ik moet constateren dat er over de mededeling van burge
meester en wethouders alleen maar positieve opmerkingen zijn gemaakt,
zodat wij het ter tafel liggende stuk heel snel zouden kunnen afdoen.
Er zijn daarnaast enkele opmerkingen gemaakt die ik kort zou willen
beantwoorden. Ik verkeerde zojuist even in twijfel over de vraag of wij
aangaande de leegkomende schoollokalen in de commissie niet reeds
het een en ander hebben verteld. Op dat punt is het beleid als volgt.
Eerst zullen wij nagaan in hoeverre deze schoollokalen binnen het onder-
wijsgebeuren kunnen worden ingezet. Dat is de eerste urgentie die van-