16 OKTOBER 1975
769
r
tus 1975 zijn bijgekomen en hoeveel mensen er in het jaar 1976 waar
schijnlijk bij zullen komen, komt men tot een extra aantal van 13 man.
Dit roept vragen op met betrekking tot de coördinatie van het werk bij
de schooladviesdienst, met betrekking tot de begeleiding en met betrek
king tot de evaluatie van de verschillende werkzaamheden. Wanneer
namelijk een klein aantal ervaren mensen en een groot aantal iets min
der ervaren mensen bij de schooladviesdienst in een klein aantal jaren
zeer veel werk moeten doen, is naar onze mening een regelmatige
evaluatie van de werkzaamheden op haar plaats. Helaas is in de gecom
bineerde vergadering gebleken dat een dergelijke evaluatie nog niet erg
van de grond is gekomen. Met genoegen hebben wij dan ook geconsta
teerd dat de rijksoverheid een evaluatierapport als voorwaarde voor sub
sidiëring stelt.
Op het gebied van de personeelsuitbreiding ligt er een
claim van de schooladviesdienst die door b. en w. voorlopig nog niet
is gehonoreerd. Wij hebben ons afgevraagd in hoeverre in de komende
jaren nog een uitbreiding van het personeel tot stand zal komen. Het
is mogelijk dat er nog regionaal werk aan de activiteiten zal worden
toegevoegd, terwijl voorts behoefte bestaat aan remedial teachers, aan
uitbreiding van het schoolmaatschappelijk werk en aan uitbreiding van
het personeel met pedagogen-didactici. Dit deed bij ons de vraag rij
zen welke prioriteit binnen de schooladviesdienst wordt gelegd, waarop
ik straks nog even terugkom.
Wethouder BROEDERS: Ik meen dat de heer Hendriksen nu,
zonder dat ik daartoe in de commissie onderwijs aanleiding heb gegeven,
reeds de begroting voor 1976 aan de orde stelt, terwijl wij hier spreken
over een wijziging van de begroting voor 1975. Hier ben ik niet verant
woordelijk voor!
De VOORZITTER: Ik zou de heer Hendriksen willen vragen
of hij zijn best wil doen om over 1975 te spreken.
De heer HENDRIKSEN: Ja en dat zal straks in de vraagstel
ling ook duidelijk tot uiting komen.
Over het buitengewoon onderwijs zijn bij ons enkele vragen
gerezen. De commissie heeft niet in alle duidelijkheid over de beste
ding van het geld kunnen meepraten. Het geld wordt op personeelsuit
breiding gericht, terwijl men aan de andere kant de vraag kan stellen
in hoeverre dit in overeenstemming is met de scherpe prioriteitstelling
die enige jaren geleden op papier is gezet. Voorts kan men zich afvra
gen in hoeverre het geld dat naar het buitengewoon onderwijs toestroomt
in andere sectoren van de schooladviesdienst te gebruiken is. Wij krij
gen dan ook de indruk dat er op het gebied van de prioriteitstelling
binnen de schooladviesdienst wellicht een verneveling is ontstaan.
Graag zouden wij daarover van het college enige uitspraken willen ho
ren. In het bijzonder interesseert het ons hoe het college tegenover de
prioriteitstelling binnen de schooladviesdienst staat.
Hierbij wil ik nog iets uit het verleden in de herinnering
roepen. Op 26 november 1971 is door deze gemeenteraad -- dat was
overigens tijdens de begrotingsbehandeling.' -- met algemene stemmen
een motie aangenomen met de volgende inhoud. In de motie wordt