770
16 OKTOBER 1975
opgemerkt dat men overtuigd is van de dringende noodzaak van maat
regelen ten gunsten van kinderen uit sociaal-economisch zwakkere
milieus. Voorts staat in de motie dat men de achterstand die deze kin
deren bij de intrede in het basisonderwijs hebben, kent. De raad spreekt
zich dan vervolgens uit voor een doelbewuste en systematische aanpak
op korte termijn van dit urgente probleem, waarna deze uitspraak on
der de aandacht wordt gebracht van de in te stellen bestuurscommissie
voor schooladvies- en-begeleidingswerk. Mijn kernvraag is hoe het col
lege tegenover deze motie staat. Voorts zou ik graag willen weten wat
het standpunt van het college is ten aanzien van de enigszins vernevel
de prioriteitstelling binnen de schooladvies- en -begeleidingsdienst.
Mevrouw KOEK-VAN MERKOM: Het onderhavige voorstel
geeft mij aanleiding tot het stellen van enige vragen. Wordt de voorge
stelde subsidie in de komende jaren gecontinueerd en is er ruimte in
het budget van de S.A.D. voor de resterende lasten van deze medewer
kers? Voorts heb ik uit de brief van 12 augustus met de bevestiging be
grepen dat het ministerie zijn goedkeuring moet hechten aan het gehe
le werkplan van de S. A. D. en niet alleen aan het project voor niet-
-gemotiveerde leerlingen. Schuilt in deze voorwaarde vier een risico
voor de S.A.D. van ministeriële bemoeiing of is dit louter een forma
liteit? Dezelfde vraag geldt voor voorwaarde twee. Kan het ministerie
invloed uitoefenen op het aanstellingsbeleid van de Bredase S.A.D.
Een andere voorwaarde met betrekking tot de ministeriële
subsidie is dat deze niet in mindering moet worden gebracht bij de to
tale provinciale en gemeentelijke S.A.D. -subsidie en dat zij moet
worden besteed aan een project voor niet-gemotiveerde leerlingen. De
volgende vraag is of alle consequenties van deze aanstellingen op rede
lijke wijze bekeken zijn, zowel op het gebied van personeelslasten als
ten aanzien van materieel- en overheadkosten. Kan dit alles uit het
bedrag van 231.214, -- worden bekostigd? Ik bedoel hiermee te vra
gen of in de volgende jaren een relatief hoge stijging te vermijden is
en of het project daarbij een goede kans van slagen kan behouden.
Wethouder BROEDERS: Ik verkeer in een'moeilijke situatie
omdat ik van mening ben dat de heer Hendriksen in belangrijke mate
buiten het kader van het ter tafel liggende voorstel is gegaan. Ter ta
fel ligt een wijziging van de begroting van de schooladvies- en -bege
leidingsdienst voor het jaar 1975. In een gecombineerde vergadering
van de raadscommissie en vertegenwoordigers van de S.A.D. hebben
wij over de begroting en het werkplan voor het jaar 1976 gesproken.
Laatstgenoemd onderwerp zal naar ik meen bij de behandeling van de
begroting als zodanig opnieuw aan de orde komen. Op dat ogenblik
kunnen wij op de diverse door de heer Hendriksen aan de orde gestelde
aspecten in onze oordeelsvorming uitvoerig ingaan. Ik wil jegens de
raad niet onplezierig optreden, maar ik meen dat op deze wijze de
zuiverheid van de discussie wordt bevorderd. Mijns inziens moeten wij
thans niet spreken over de detaillering en de prioriteiten van de S.A.D.
die in de begroting en het werkplan voor 1976 zijn verwerkt, terwijl wij
in november die begroting uitputtend kunnen behandelen.
Ik meen evenwel dat ik er goed aan doe toch enkele vragen,
die wellicht ook naar die begrotingsbehandeling zouden kunnen worden
verwezen, te beantwoorden. Met betrekking tot de rijkssubsidie kan het