774 16 OKTOBER 1975 de heer Sandberg. Wethouder SANDBERG: Ik sta kennelijk midden in het doel, als niemand het meer weet. Ga er maar aan staan.' Ondanks alle verwarring heb ik in de discussie iets gesigna leerd dat mij bijzonder verblijdt. Ik heb namelijk voor het eerst ge hoord dat de heer Oomen over één punt van de cultuurnota enigermate overeenstemming met deze wethouder heeft; ik denk aan de opvatting dat het algemeen vormend muziekonderwijs van belang is. Tot dusver re had ik over de nota in de discussie nog niets positiefs van die zijde gehoord. De heer OOMEN: In de laatste commissievergadering waarin de cultuurnota is behandeld, heb ik geconstateerd dat de punten musi sche vorming en creatieve vorming onze instemming hebben. Er zijn ook andere punten maar het is duidelijk dat de eerstgenoemde punten onze instemming hebben. Wethouder SANDBERG: Waarvan akte. Ik ben er bijzonder blij om dat dat nu nog eens wordt vastgelegd. De heer Oomen heeft gezegd dat het voorstel niet alleen een kwestie van financiën is, hetgeen volkomen juist is. Wij hebben er dan ook in de commissie culturele zaken herhaalde malen over ge sproken en wij zullen ook in de toekomst nog meermalen dit onderwerp ter sprake krijgen. Het ter tafel liggende voorstel met betrekking tot de tariefverhoging bij de muziekschool heeft integraal onderdeel uit gemaakt van de begrotingsbehandeling in de commissie. Door de heren Visser en Van Asseldonk is mijns inziens terecht opgemerkt dat de af wezigheid zich hier enigszins wreekt. Ik heb er geen overwegende bezwaren tegen dit voorstel als nog in de commissie culturele zaken aan de orde te stellen. Zelf wil ik bij dezen toezeggen dat ik het voor de eerstvolgende vergadering van de commissie zal agenderen, maar ik zou een dringend beroep op de heer Oomen willen doen om de behandeling van het voorstel in de ze raadsvergadering daarmee niet op te houden. Het ter tafel liggende voorstel heeft immers betrekking op het schooljaar 1976/1977 en ik ben van mening dat zo vroegtijdig mogelijk bij de ouders bekend moet zijn welke kosten aan de lessen verbonden zijn. Voorts wijs ik erop dat het voorstel nog aan gedeputeerde staten zal moeten worden voor gelegd. Het lijkt mij niet juist pas aan het eind van het schooljaar de rekening te presenteren, omdat men niet eerder weet hoeveel de lessen gaan kosten. Ik hoop dan ook dat de heer Oomen ermee kan instemmen dat dit voorstel alsnog nu wordt goedgekeurd, met de toezegging dat over de tarifering -- wat mij betreft in de eerstvolgende commissiever gadering -- principieel van gedachten kan worden gewisseld. De heer OOMEN: Ik ben blij met de toezegging die de wet houder heeft gedaan. Deze kwestie is inderdaad bij de begrotingsbehan deling aan de orde gekomen, maar op dit punt is geen apart stuk in de commissie culturele aangelegenheden behandeld; ik meen dat dit enigs zins anders is dan de heren Visser en Van Asseldonk hebben gezegd. Het lijkt mij dat wij met het voorstel wel akkoord zullen gaan, wanneer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 774