16 OKTOBER 1975
777
rele zaken te kunnen behandelen.
Wethouder SANDBERG: Ik meen in eerste instantie te heb
ben gezegd dat ik daar geen overwegende bezwaren tegen heb, maar
dat het op grond van bepaalde overwegingen gewenst is het voorstel
nu aan te nemen doch het alsnog bespreekbaar in de commissie culture
le zaken te maken. Wanneer dat tot een advisering aan het college
leidt, komt deze naar ik meen vanzelf in de raad aan de orde.
De VOORZITTER: Maar u wilt dit voorstel nu aanvaard heb
ben.
Wethouder SANDBERG: Ik zou het inderdaad graag aanvaard
willen hebben.
De VOORZITTER: Dan is het duidelijk. Aan de orde is nu
het ordevoorstel van de heer Oomen, inhoudende dat punt 38 thans van
de agenda wordt afgevoerd en in de commissie culturele zaken wordt
behandeld.
De heer GEENE: Ik zit met een probleem. Ik vraag mij na
melijk af welke gevolgen uitstel van de beslissing op de begrotingsbe
handeling zal hebben. Indien het aanhouden van dit voorstel consequen
ties zou hebben, gaan wij ten aanzien van andere dingen natuurlijk fi
nancieel de mist in, zodat wij het geheel niet meer kunnen overzien.
Een dergelijke situatie lijkt mij ongewenst en ik meen ook niet dat het
de bedoeling van de heer Oomen is dat zij ontstaat.
De heer TEN WOLDE: De wethouder heeft toegezegd dat het
voorstel, na thans te zijn aangenomen, opnieuw in de commissie cultu
rele zaken kan worden behandeld. Deze toezegging houdt mijns inziens
in dat er, wanneer uit die discussie andere voorstellen voortvloeien,
een aanvullend voorstel zal worden gedaan. In dat kader lijkt mij het
ordevoorstel overbodig.
De VOORZITTER: Er is een vraag over de begrotingsbehan
deling gesteld. Ik weet niet welke problemen op dat gebied zouden
kunnen ontstaan. Wèl meen ik te weten dat het de gewoonte is dit soort
voorstellen ook al in dit stadium te behandelen, aangezien de tarieven
tijdig bekend moeten zijn.
Wethouder SANDBERG: Op grond van dat aspect zou ik
mijn pleidooi nog eens willen herhalen. Ook ik kan de consequenties
op dit ogenblik niet overzien en ik doe dan ook een ernstig beroep op
de raad het voorstel aan te nemen. Toegezegd is dat het voorstel in de
commissie alsnog bespreekbaar zal worden gemaakt; daarop hoeven wij
naar ik meen niet opnieuw in te gaan. Mocht enige discussie aanleiding
tot het indienen van een ander voorstel zijn, dan zal een dergelijk
voorstel worden gedaan, zodat de raad zich daarover eveneens zal kun
nen uitspreken. Dit lijkt mij een volstrekt verklaarbare en appetijtelij
ke gang van zaken. De heer Oomen blijft erop aandringen dit punt van
de agenda af te voeren, maar misschien doen wij op die manier aller-