780 16 OKTOBER 1975 zo gemakkelijk aan het licht komen als wij deze methode niet hadden. Wij hebben met name vanwege dat punt altijd gezegd dat wij nogal wat bezwaren tegen de budgetverdeling hadden; iedere sector heeft ei genlijk zijn eigen stekkie -- misschien spreekt dit ook het college wel aan -- waar men niet bovenuit kijkt. Dit voorstel betreft opnieuw een aanscherping van de methode van budgetverdeling. Op grond van de argumenten die in het verleden zijn genoemd en welke op de mogelijk heden voor een samenhangend beleid waren gericht hebben wij hierover in de fractie opnieuw gepraat. Natuurlijk kunnen er ook positieve aspec ten worden aangegeven. In het verleden hebben wij al vaak gezegd dat de eigen verantwoordelijkheid van de sector een zeer goede zaak is. De positieve punten overwegen nog steeds in onze fractie, zodat wij met het voorstel akkoord zullen gaan. Wij geven u, zoals wij in het verleden al meer hebben gezegd, het voordeel van de twijfel. Graag zullen wij de methode bij de begrotingsbehandeling en bij de besprekin gen in oktober over de inventarisatie voorde beleidsnota op haar conse quenties bezien, waar wij thans ook naartoe werken. Hieruit zal duide lijk moeten worden wat het college steeds heeft gezegd en ook in de raad is bevestigd, namelijk dat een samenhangend beleid consequenties met betrekking tot de budgetten kan hebben. Wij gaan nu met het voor stel mee en zullen het aan de begrotingsbehandeling en de besprekingen over de inventarisatie toetsen. De heer VAN BANNING: Ik meen dat in de commissieverga dering uiteindelijk door iedereen zijn akkoord aan dit voorstel is ge hecht. Met de andere heren ben ik van mening dat de hele kwestie van de budgetverdeling een geweldig stuk werk is geweest. Dit is een aange legenheid die absoluut leeft en waaraan in de toekomst eigenlijk nog van alles zou kunnen gebeuren; ook in het kader van een beleidsvisie op langere termijn kan zij worden aangepast. Ik ben het met de heren eens dat het inzicht in tal van zaken in sterke mate door de budgetver deling wordt bevorderd. Ik meen voorts dat uw voorstel inzonderheid een aantrekkelijk facet heeft. Als men met grote verantwoordelijkheid zijn eigen portefeuille beheert, ook in commissoriaal verband, en men weet bij een reële toepassing van de werkzaamheden die men bij het begin van een jaar op zich heeft genomen bezuinigingen door te voeren dient men achteraf niet te worden "beloond" met het wegnemen van hetgeen men heeft kunnen besparen, dat dan aan andere sectoren wordt toegewezen. Het is mijns inziens reëel dit als een nieuwe speelruimte binnen een budget beschikbaar te stellen, tenzij er op een ander terrein heel belangrijke prioriteiten zijn. In dat geval mag van iedere porte feuillehouder en van ieder lid van een commissie worden verwacht dat men bereid is de zaken opnieuw op een rij te zetten en tot een oordeels vorming te komen, opdat de prioriteit wordt gelegd waar zulks noodza kelijk is. Ik meen dat dit altijd het uitgangspunt moet zijn en dat wij bij aanvaarding van dit voorstel daaraan nu en in de toekomst gebon den zullen zijn. Dit is een levende zaak die voortdurend zal moeten worden aangepast. Overigens ben ik met mijn fractieleden bijzonder gelukkig met dit voorstel en de nuanceringen die daarin zijn aangegeven. Wethouder BROEDERS: Ik ben erkentelijk voor de waardering

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 780