13 NOVEMBER 1975
804
1974 dat is nu bijna een jaar geleden is een discussie gevoerd naar
aanleiding van een punt dat bij dit voorstel als nr. 2 wordt vermeld.
Het betreft hier verkoop van gemeentelijke panden, tevens monumenten,
aan de Haven 13 en 14. Mede tegen de achtergrond van de subcommissie
"gemeentelijke plannen" van de provinciale planologische commissie
van 11 september 1974 hebben wij toen bepleit aan de plannen die de
woonfunctie in de binnenstad bevorderen hoge prioriteit te geven. Dit
betekende toen het staken van de verkoop van gemeentelijke panden,
tenzij deze in handen zouden kunnen komen van woningbouwverenigin
gen, de Stichting Ateliers Kunstenaars, een Stichting Stadsherstel of iets
dergelijks. Tijdens de behandeling van de begroting voor 1975 hebben
wij die laatste mogelijkheid nader uitgewerkt en onder de aandacht van
het college gebracht.
Op 16 augustus j. 1. verscheen de advertentie voor de ver
koop van Haven 13 en 14. Op 19 augustus j. 1. hebben de raadsleden Hen-
driksen en Oomen meteen weer in vragen op een andere aanpak voor
deze gemeentelijke panden geattendeerd. Uit de antwoorden op deze
vragen blijkt naar onze mening duidelijk de passiviteit die de gemeente
in dezen vertoont, speciaal in de culturele sector. In die sector wordt
weliswaar -- zeker in dit monumentenjaar met de mond beleden dat
wij niet meer moeten slopen, dat wij de monumenten moeten herstellen
en dergelijke, maar het is onbegrijpelijk dat men er nog steeds niet in
is geslaagd ook op praktische wijze in te spelen op een zeer voor de
hand liggende oplossing, namelijk het niet verkopen van panden die de
gemeente zelf in bezit heeft -- zeker niet als het monumenten zijn --
wanneer daaraan geen speciale functie is gegeven.
Onlangs hebben wij in de krant kunnen lezen dat het monu
ment Haven nr. 20 staat te verkrotten. Tot nu toe hebben wij nog niet
vernomen wat men eraan zou willen doen deze verkrotting verder tegen
te gaan.
Het is begrijpelijk dat wij in de laatste vergadering van de
commissie voor openbare werken op een alternatieve aanpak hebben ge
wezen. Naar onze mening zijn de panden Haven 13 en 14 wellicht uit
stekend geschikt om atelierruimte voor kunstenaars te bieden. Wij den
ken daarbij aan de hoge en grote ruimten, aan de grote ramen met de
goede lichtinval uit het noorden. Voorts hebben wij gewezen op de in
middels veel gunstiger geworden subsidiemogelijkheden. De wethouder
heeft evenals de meerderheid van de commissie andermaal afwijzend
op deze alternatieve mogelijkheden en dit alternatieve beleid gereageerd.
De sector culturele zaken heeft over dit raadsvoorstel geen advies uit
gebracht.
Nu dient erop te worden gewezen dat er bij dit alles iets
heel bijzonders aan de orde is, waarop wij hebben geattendeerd in het
besloten gedeelte van de vergadering van de commissie voor openbare
werken. Wij hebben toen namelijk onze bezorgdheid uitgesproken over
de kopende partij. Mevrouw Paulussen, die vandaag een onderzoek naar
deze kwestie heeft ingesteld, zal dit punt straks nog eens apart onder
de loep nemen. Ik wil hier meer in het algemeen nog iets zeggen over
de kwestie van het antecedentenonderzoek in het geval van verkoop
van gemeentelijke panden. In de commissievergadering is gezegd dat in
het geheel geen criteria met betrekking tot de kopende partij worden