13 NOVEMBER 1975
810
ingediend. Het is trouwens verschrikkelijk moeilijk te bepalen wat ik
nu wèl en niet mag zeggen! In het algemeen meen ik te mogen zeggen
dat het college bij dit agendapunt handelt volgens de door de raad vast
gestelde methodiek van openbare verkoop. Overeenkomstig deze metho
diek stellen b. en w. voor het onderhavige pand aan de hoogst biedende
te verkopen. Met eventuele huurverhoudingen dient rekening te worden
gehouden door aan huurders van dergelijke panden een voorkeursrecht
toe te kennen, hetgeen ook in dit geval is gebeurd. Ik meen dan ook
dat in overeenstemming met voornoemde methodiek is gehandeld. In
dien de raad deze methodiek niet juist vindt, zouden er naar ik meen ter
zake amendementen kunnen worden ingediend.
Iets anders is dat de heer Houben deze verkoop heeft aange
grepen om op een onderwerp terug te komen, waar hij zich geregeld
mee bezighoudt. Deze discussie zal naar ik verwacht opnieuw worden
gevoerd bij de behandeling van het preadvies inzake de binnenstad, dat
vandaag is gepresenteerd en dat de raadsleden dezer dagen in hun bus
zullen vinden. Wij komen voor de vraag te staan wat er moet gebeuren
met in de binnenstad gelegen en in handen van de gemeente zijnde pan
den, die historisch waardevol zijn of als monumenten moeten worden
aangemerkt. Ik heb in de raad al verscheidene malen toegegeven dat
dit een moeilijkheid voor ons is. Men zou zo graag een greep op deze
panden hebben om ze als historisch waardevol element te behouden,
maar daarbij levert het financiële aspect moeilijkheden op.
In dat verband meen ik dat er sprake is van een misverstand,
als de heer Houben ervoor pleit hij heeft dat in het verleden ook al
gedaan panden aan woningbouwverenigingen te verkopen dan wel aan
de Stichting Ateliers Kunstenaars te verhuren of een speciale stichting
in het leven te roepen. Ik wijs erop dat dat nooit een oplossing sec is.
Het is duidelijk dat de gemeente, wanneer zij panden gaat restaureren
om ze als historisch waardevol te behouden, zelf over ae benodigde gel
den zal moeten beschikken. Dat is iets waar wij met elkaar over kunnen
spreken. De gemeente is echter niet van haar verplichting ontslagen,
als zij de panden aan derden gaat verhuren, onder mededeling dat de
zen het dan maar moeten uitzoeken. Als de gemeente de panden aan
een stichting gaat verhuren, die tot taak heeft ze te beheren en in stand
te houden, heeft zij de verplichting die stichting dermate toe te rusten,
dat zij ook financieel in staat is haar taak uit te voeren. Het financiële
element blijft dus het belangrijkste.
Dit neemt overigens niet weg -- ik meen daarmee te kun
nen besluiten -- dat deze kwestie in de boezem van het college leeft
en in verband met het binnenstadsonderzoek van belang is. Dat is, zoals
de heer Van Asseldonk naar aanleiding van de vergadering van de com
missie van openbare werken heeft verteld, ook de reden aat de heer
Sandberg en ik, als portefeuillehouders van cultuur en openbare werken,
in overleg zijn om aan een bepaalde, op dit ogenblik functionerende
structuur een vervolg te geven. Wij denken daarbij aan een Stichting
Stadsherstel, misschien aan een stadsvernieuwingscorporatie, die tot
taak zouden kunnen hebben de onderhavige panaen in stand te houden.
Men kan echter werkelijk niet zeggen dat door een stichting in het le
ven te roepen het probleem kan worden opgelost. Dit gehele gebied is
op het ogenblik onderwerp van ambtelijk overleg. Een en ander wordt