13 NOVEMBER 1975
814
van de tarieven voor de gemeentelijke sportaccommodaties ten grond
slag kunnen liggen. Aan het college zou ik de volgende vraag willen
stellen: zijn b. en w. bereid in 1976 de gehele huidige tariefbepaling
op de helling te nemen door nieuwe beleidsuitgangspunten te formule
ren? Indien het college hiertoe bereid is, stelt mijn fractie voor de voor
bereidende werkzaamheden, die in dit verband noodzakelijk zullen zijn,
in handen van de gemeentelijke sportstichting te leggen.
Andere wat minder belangrijke opmerkingen heb ik
reeds in de commissie van advies en bijstand gemaakt, naar aanleiding
waarvan ik reeds voldoende informatie heb ontvangen.
De heer LAMBREGTS: Wanneer wij dit voorstel bekijken,
zien wij dat in 1976 de tarieven met gemiddeld 10 °Jo omhoog gaan. Dit
is een vrij logische gang van zaken, gezien de ramingen van de kosten
stijgingen in 1976, alsmede de activiteiten die andere gemeenten op
dit punt zullen ondernemen. Hoewel ik derhalve met het voorstel op
zichzelf geen moeite heb, wil ook ik er enkele kritische kanttekeningen
bij plaatsen, vooral omdat deze kanttekeningen mede Zijn geihspireerd
door stichtingen en verenigingen die hier ten nauwste bij betrokken zijn.
Bij een nadere beschouwing van het voorstel worden wij
met enkele uitzonderingstarieven geconfronteerd, die wij moeten kwali
ficeren als in het oog lopend onrechtvaardig of als onredelijk hoog. De
woorden "onrechtvaardig" en "onredelijk" zijn duidelijke Nederlandse
woorden, maar wanneer zij op het begrip "sporttarieven" slaan, is de
werkelijke vertaling van deze woorden zeer moeilijk. B. en w. hebben
desondanks in hun voorstel enkele in het oog springende tarieven aange
pakt en deze in de categorie van uitzonderingen op de 10 ^o-regel ge
plaatst. Toch blijft dan nog levensgroot de vraag overeind staan, in
hoeverre de voor 1976 voorgestelde tarieven wel rechtvaardig en redelijk
zijn.
Wanneer men een poging wil wagen om deze vraag te be
antwoorden, zal men naar ik meen een aantal feiten duidelijk op een rij
moeten zetten. Ik denk hierbij aan de vraag hoe het gesteld is met de
kwaliteitsverschillen tussen de verschillende zalen, terreinen enz. in
verband met de gestelde tarieven. Een andere opmerking: in hoeverre
is de hoogte van het tarief redelijk of rechtvaardig voor de vereniging
die dat tarief moet betalen? Voorts kan men zich afvragen in hoeverre
de gemeente zich houdt aan bepaalde afspraken, gemaakt met vereni
gingen op het gebied van onderhoud en vervanging. Onderkent het col
lege voldoende het belang van de zelfwerkzaamheid van de verenigin
gen en beloont het die initiatieven door het verstrekken van voldoende
subsidie? Wanneer de gemeente ontdekt dat een tarief in Breda, verge
lijkbaar met een ander tarief in andere steden, ongeveer 50 hoger
ligt, is het dan redelijk te besluiten dat tarief te bevriezen maar aan de
andere kant enkele tarieven in dezelfde categorie met 12 tot 13 te
verhogen? Wanneer mocht blijken dat een bepaalde vereniging in moei
lijkheden komt, die mede worden veroorzaakt door deze verhoging van
tarieven, moet naar mijn mening bij het college de intentie aanwezig
zijn een dergelijke vereniging in nood te helpen.
Al deze opmerkingen houden direct of indirect verband met
het voorstel, maar de beantwoording ervan vind ik niet in het raadsstuk