815 13 NOVEMBER 1975 terug. Ik betreur het dat deze tariefverhoging losgemaakt is van de be groting. Weliswaar heb ik begrepen om welke technische redenen men deze handelwijze volgt, maar toch betreur ik deze gang van zaken, aangezien ik in de begroting voor 1976 enkele van mijn opmerkingen terugvind. Omdat mijn opmerkingen direct met de onderhavige tarie ven verband houden, ben ik van mening dat ik ze hier moet maken. Ik wacht het antwoord van de wethouder gaarne af. De heer BECKERS: Terecht heeft de heer Lambregts geconsta teerd dat met dit voorstel op de begrotingsbehandeling van de volgende week wordt vooruitgelopen. Een en ander houdt in dat ook ik er niet aan kan ontkomen enkele dingen aan de orde te stellen, die misschien niet helemaal in het hart van dit voorstel liggen; de heren Lambregts en Koertshuis hebben overigens hetzelfde gedaan. Volgens goed gebruik zal ik trachten mij te beperken. De verhoging van de tarieven voor de sport vormt een pro bleem, doordat de raad, zoals de heer Lambregts al heeft aangegeven, moeilijk kan beoordelen wat redelijk en wat rechtvaardig is: de beleids nota, waarop wij al lang wachten, ontbreekt immers nog. Nu doet het merkwaardige feit zich voor dat de tariefverhoging een autonoom ver schijnsel is, door de heer Koertshuis normaal en door de heer Lambregts logisch gevonden. Welnu, die logica en dat normaal zijn zouden wij -- nog meer dan bijvoorbeeld de heer Lambregts -- ter discussie willen stellen. Aan het college zouden wij willen vragen waarop deze gang van zaken nu eigenlijk gebaseerd is. Is een tarievenbeleid in de sport een bedrijfseconomisch automatisme of liggen er andere uitgangspunten aan ten grondslag? Enkele van die uitgangspunten worden in het stuk van het college genoemd. Evenals de heer Lambregts zou ik het college willen vragen eens te omschrijven wat in het oog lopende onrechtvaar digheden zijn en wat de redelijkheid van de tariefstelling bepaalt. Naar de mening van P. v. d, A. en P. P. R. moet de overheid zich erop richten zo veel mogelijk mensen in de gelegenheid te stellen zich te bewegen, plezier te maken en met elkaar te verkeren. Het is de eerste zorg van de overheid aandacht te schenken aan wijken, per sonen en mensen die op dit gebied nog veel te kort komen. De overheid zelf moet daarbij zeer voorzichtig zijn met het opwerpen van financi ële en andere barrières of het verhogen daarvan, zeker wanneer bijvoor beeld sportverenigingen ook anderszins steeds meer onder druk komen te staan. In de brief van de Bredase amateurvoetbalverenigingen, waarover wij in het begin van de vergadering hebben gesproken, wordt deze pro blematiek geanalyseerd; wij zijn van mening dat daar iets aan zal moe ten worden gedaan. Het merkwaardige feit doet zich voor dat dezelfde overheid die hogere tarieven eist ook op andere gebieden steeds hogere eisen aan sportverenigingen gaat stellen. Ik denk in dit verband aan de onroerend-goedbelasting, waarover door de wethouder wellicht nog na dere informatie kan worden verschaft. Ook de vergoedingen voor water en licht en het verminderen van de service bij beheer en onderhoud van terreinen passen in de lastenverzwaring voor verenigingen. Daar komt nog bij maar daar heeft de gemeente geen schuld aan dat de sportverenigingen van de kant van de nationale bonden steeds zwaarder onder druk komen te staan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 815