13 NOVEMBER 1975 826 blik is dat niet gelukt. Overigens zeg ik gaarne toe dat wij deze infor matie in de commissie zullen behandelen. Ik heb de indruk dat de heer Koertshuis mij niet heeft begre pen, hetgeen overigens wel vaker voorkomt. In eerste termijn heb ik volstrekt niet gesproken over een verschil in indirecte subsidiëring tussen eigendom en niet-eigendom. Er is in Breda slechts één sportcomplex dat geen eigendom van ae gemeente is -- daar doen wij dan ook iets aan --, namelijk het complex van N. A. C. Voor het overige sport bijna iedere vereniging De heer KOERTSHUIS: Het sportfondsenbad Wethouder VAN GRAAFEILAND: Goed, maar wij stellen nu het tarief vast voor de sportaccommodaties die in gemeentelijk bezit zijn. Daarbij speelt de eigendomsverhouding geen enkele rol, maar is wel de indirecte subsidiëring van belang. In welke mate dit laatste het geval is, blijkt uit mijn betoog in eerste termijn. Met betrekking tot de tarieven voor het bad Noord is de heer Koertshuis beter op de hoogte dan ik. Bij mij bestaat in ieder geval de verwachting dat wij op kortere termijn dan wellicht werd aangenomen, met een voorstel ten aanzien van de tarieven na 1 mei 1976 zullen wor den geconfronteerd. Naar ik meen is dal de termijn waarvoor wij tarie ven vaststellen en als ik het wel heb, zal er dan toch een voorstel in het begin van het jaar moeten komen. De heer Lambregts heeft er natuurlijk gelijk in als hij vraagt of het juist is een tarief, waarvan men heeft geconstateerd dat het 50 °]o te hoog is, slechts te bevriezen en niet te verlagen. In begin sel voel ik wel voor zijn standpunt, maar aan de andere kant heeft men de tarieven op een bepaalde hoogte en wil men in ieder geval proberen het tarief op die hoogte te handhaven. Wij zullen trachten in de habije toekomst de nog aanwezige onrechtvaardigheid -- enigszins gefaseerd -- te doen verdwijnen. Voordat ik het vergeet, wil ik mededelen dat de Sportstich ting bij het onderzoek op het gebied van de tariefstelling wordt ingescha keld. De Sportstichting wordt namelijk betrokken bij de totstandkoming van de uiteindelijke tekst van de nota nopens sportbeleid. Aangezien de tarieven daarvan deel uitmaken, krijgt ook de Sportstichting ermee te maken. In algemene zin is op de tarieven een verhoging van 10 °lo toegepast. De reden daarvan is niet zo zeer dat dit het voor het ministe rie van economische zaken maximaal toelaatbare tarief is. Het percen tage 10 vormt evenwel naar onze mening een reëel gemiddelde van de totale kostenverhoging waarmee de gemeente wordt geconfronteerd. Voor personeelslasten bedraagt het percentage ongeveer 11 en voor ma teriaalkosten ongeveer 8. Als men deze percentages middelt en weegt, komt men op 10 uit. Dat is dan ook het gemiddelde dat wij in maart van dit jaar hebben gehanteerd. Wij menen dat er inderdaad gevolgen kunnen optreden van het vrij aanzienlijke verschil tussen de tarieven die Breda voor zijn sport accommodaties hanteert en de tarieven in de randgemeenten. Reeds jarenlang stemmen de randgemeenten hun tarieven af op de tarieven

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 826