827
13 NOVEMBER 1975
die Breda vaststelt, maar buiten Breda zijn de bedragen iets lager. Het
zou natuurlijk van een enigszins onzindelijk beleid getuigen als de ge
meente Breda de randgemeenten in grote financiële moeilijkheden zou
brengen door voortdurend zeer lage tarieven te hanteren, waar de tarie
ven van de randgemeenten onder moeten blijven! Op die manier zou er
een soort sneeuwbaleffect optreden en misschien zijn wij dan ook wel
erg sociaal door de tarieven niet al te laag te maken.
De heer BECKERS: Toch een sociaal tarief!
Wethouder VAN GRAAFEILAND: In ieder geval kan het ver
schil gevolgen hebben. Zo dreigt bijvoorbeeld de Nederlandse Volleybal-
bond uit het sportcentrum te vertrekken, hetgeen aanzienlijke consequen
ties voor het gebruik van de daar aanwezige capaciteit kan hebben. De
gesprekken daarover zijn inmiddels geopend. Wij menen dat wij een
oplossing kunnen aanbieden die in redelijkheid voorziet in de moeilijk
heden waar de NEVOBO mee te kampen heeft. Ik hoop dat dit tot ge
volg heeft dat de NEVOBO van het sportcentrum gebruik blijft maken,
aangezien het onaanvaardbaar is dat Bredase sportverenigingen naar de
randgemeenten uitwijken, niet alleen omdat de capaciteit onvoldoende
is -- dan is het verklaarbaar -- maar omdat de beschikbare capaciteit
te duur is, waardoor een heel vervelende situatie ontstaat.
De heer Beckers heeft een opmerking gemaakt waar ik mij
nogal aan heb gestoord, namelijk dat de indirecte subsidie hoog zou zijn
doordat Breda in het verleden veel te luxueus zou hebben gebouwd. Hier
zou ik het volgende tegenover willen stellen. In dit verband noemt men
vaak het sportcentrum, een gebouw dat er inmiddels tien jaar staat,
maar dat nog steeds in den lande en ook daarbuiten wordt beschouwd
als één van de best geoutilleerde gebouwen die in Nederland zijn ge
sticht. Hoewel deze sportvoorziening natuurlijk niet goedkoop is ge
weest, heeft zij het bijkomende goede effect dat zij voor langere duur
haar normale gebruikswaarde blijft houden. In dit verband doet zich een
wegingsproces voor: moet men overal kwalitatief wat mindere hallen
"wegzetten" óf voert men een beleid waarin men met enige visie hallen
bouwt die dan inderdaad wat duurder zijn dan de andere?
Op de opmerkingen over het draagkrachtprincipe zou ik in
tweede termijn maar niet meer willen ingaan. De heer Beckers en ik
zullen het daarover naar ik meen toch nooit eens worden, maar ik geloof
dat hij het inderdaad nog steeds niet begrijpt.
De motie die de heer Beckers met betrekking tot de "Wisse
laar"-tarieven heeft ingediend behelst dat die tarieven, gezien de gro
te problemen die zich daar voordoen, niet moeten worden verhoogd. In
eerste termijn meen ik al aangegeven te hebben dat oorzaak en gevolg
in dit verband op een onjuiste manier aan elkaar worden geknoopt.
De heer BECKERS: Voor de oordeelsvorming van de wethouder
zou het volgende van belang kunnen zijn. Ik heb in tweede termijn al
gezegd dat ik inderdaad niet verwacht dat door het bevriezen van de ta
rieven gedurende één jaar op het huidige peil de problematiek ook maar
één cent dichter bij de oplossing zou worden gebracht. In dit verband
baseer ik mij echter op overwegingen van rechtvaardigheid: wanneer de