849
13 NOVEMBER 1975
verkiezingen van 1977 wil de minister de wet reorganisatie binnenlands
bestuur in het Staatsblad hebben. De tijd voor de ambtelijke voorberei
ding van het wetsontwerp met verwerking van alle uitgebrachte adviezen
en voor de parlementaire behandeling bedraagt dan in totaal niet veel
meer dan een jaar: dat is bijzonder kort, in ieder geval te kort voor een
verantwoorde wijziging van een systeem dat al meer dan honderdvijfen
twintig jaar functioneert.
Overigens is het onbegrijpelijk dat het kabinet heeft verzuimd
het voorontwerp van wet om advies voor te leggen aan de gemeenten,
die toch direct belanghebbenden zijn. Er wordt wèl advies gevraagd aan
de provincies, aan de raad voor de territoriale decentralisatie, aan de
raad voor de gemeentefinanciën, maar niet aan de gemeenten. Zij kun
nen nu slechts indirect via de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
hun zienswijze kenbaar maken, of de minister ongevraagd hun commen
taar toezenden.
De nota van het college van b. en w. en de nota van het da
gelijks bestuur van het stadsgewest onderscheiden zich naar ons oordeel
in gunstige zin van het merendeel van de thans bekende reacties, die
veelal lijken te zijn ingegeven door emotie, althans door een uiterst
bevooroordeelde benadering. In dit verband valt bijvoorbeeld te denken
aan het standpunt van gedeputeerde staten van Noord-Brabant. Beide
nota's, zowel die van het college als die van het dagelijks bestuur van
het stadsgewest, geven een zakelijke beoordeling van de plannen van
de rijksoverheid en kunnen daarom naar het oordeel van de V. V. D. -
-fractie worden aangewend om het standpunt van de gemeente Breda
aan het provinciaal bestuur en aan de minister van binnenlandse zaken
kenbaar te maken, ook al heeft de minister dan niet om een gemeente
lijke reactie gevraagd.
De heer HOUBEN: Dit preadvies behandelt een zeer complexe
aangelegenheid. Het is moeilijk als niet-ingewijde en als vrije-tijdspo-
liticus vat op dit onderwerp te krijgen. Daar komt nog bij dat met be
trekking tot de gewestvorming het laatste jaar allerlei voorstellen de
ronde hebben gedaan. Dit voorstel kwam in de zomervakantie uit; me
de door de zeer korte inspraaktermijn die was gegund, is de tijd voor
nadenken veel te kort geweest. Blijkens hun nota delen b. en w. dit
bezwaar. Opvallend is dat dit concept-ontwerp van wet zelf ook in enigs
zins korte tijd in elkaar is gedraaid, zodat b. en w. in de nota opmer
ken dat het haastig op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen en der
halve een onvoldragen indruk maakt. Wat wij nu, ook na de betogen
van de heren Kramer en Taks, niet begrijpen is dat men aan een z<5 in
grijpend voorstel dergelijke kwalificaties geeft, maar dat uiteindelijk
toch een positief standpunt ter tafel komt. Dit is des te onbegrijpelijker
aangezien het college onze bezwaren tegen de voorstellen met betrek
king tot de mogelijkheid dat de gemeente nog een samenhangend ruim
telijk beleid voert, volledig ondersteunt. In een extra vergadering van
de commissie voor ruimtelijke ordening hebben wij daarover afgelopen
dinsdag uitvoerig van gedachten gewisseld. Daarbij hebben wij de tek
sten heel exact doorgenomen en aangegeven wat de tekortkomingen
daarin zijn. Onze argumentatie is dan ook niet gebaseerd op angst of
op een niet-rationele benadering van dit onderwerp: wij hebben wel de
gelijk heel analytisch nagegaan of hetgeen er nog overbleef tot een