851
13 NOVEMBER 1975
precies moet organiseren. Op dit gebied zijn enkele voorstellen gedaan,
in het bijzonder inzake de vorming van miniprovincies, die inderdaad
wat dichter bij de burgers staan. Wanneer er echter dan weer taken van
de gemeente naar de miniprovincie gaan, is het de vraag of het bestuur
per saldo na alle beslissingen niet verder van de burgers af zal komen te
staan dan het nu staat. In dit licht bezien zijn de thans voorgestelde
maatregelen wellicht eerder een verlies voor de democratie dan een
winst.
De kans die zo'n grootscheeps project biedt om het bestuur
op een lager niveau te brengen -- men begrijpe mij goed; ik bedoel
hiermee: dichter naar de burgers toe --is in het onderhavige voorstel
eigenlijk gemist. Zoals de heer Houben zojuist al heeft gezegd, wordt
er te weinig aandacht besteed aan de mogelijkheden tot decentraliseren
in de richting van wijkraden, welke mogelijkheden in grote gemeenten
aanwezig zijn. Opmerkelijk is dat een groot aantal gemeenten die nood
zaak tot decentralisatie van taken iedere keer kenbaar maakt, wanneer
het erop neerkomt dat er taken van bovenaf naar de gemeente moeten
worden gedecentraliseerd. Die zelfde gemeenten vergeten echter vaak
dat zij zelf ook weer taken kunnen decentraliseren, namelijk naar de
wijken. Op die manier wordt slechts de helft van een consequente rede
nering toegepast. Wij zouden graag zien dat bij deze reorganisatie de
kans werd gegrepen een serieus onderzoek op het gebied van een vierde
bestuurslaag in te stellen. Hier wordt dan niet de eerder genoemde be
stuurslaag tussen provincie en gemeente bedoeld, maar het voorafgaan
de heeft betrekking op een subgemeentelijk niveau in de wijken.
Reeds eerder is vrij uitvoerig over de kwestie-West-Brabant
gesproken. Ook in dit opzicht zijn de meningen in onze fracties niet
volledig overeenstemmend. Voor de gehele fractie geldt dat wij op dit
ogenblik niet vinden dat West-Brabant de beste afmetingen oplevert.
Hieraan zijn voor ons enkele voorwaarden verbonden, waarvan er één
betrekking heeft op de rol die Breda hierin gaat spelen. In dit verband
wil ik één voorbeeld noemen. Wanneer in West-Brabant inderdaad
Breda de belangrijkste centrumplaats zou worden, ontstaan er allerlei
situaties waarmee wij, als ik mij niet vergis, ook verleden jaar reeds
zijn geconfronteerd en waarin op grond van die centrumpositie bepaal
de voorzieningeü worden geclaimd. Ik herinner mij dat tijdens de begro
tingsbehandeling van verleden jaar een motie met betrekking tot de
h.e. a. o. -school aan de orde was. Bij nadere beschouwing blijkt dat
ten westen van Breda bijna alle h. b. o. -voorzieningen ontbreken. In
Etten en in Oudenbosch is nog wel iets op dat gebied gevestigd, maar
als ik het wel heb zijn in Roosendaal en in Bergen op Zoom praktisch
geen h. b. o. -voorzieningen. Dit is dan nog maar een voorbeeld van de
wijze waarop een centrumpositie als van Breda in West-Brabant kan
leiden tot een onevenwichtige spreiding van allerlei voorzieningen.
West-Brabant kan een goede miniprovincie zijn, maar dan zal er duide
lijkheid moeten komen omtrent de ontwikkelingen die in die minipro
vincie gewenst zijn; deze mogen zeker niet eenzijdig alleen Breda sti
muleren en raken.
B. en w. komen in hun nota wel tot een erg positieve slot
som. Zij stappen over enkele serieuze problemen naar ons gevoel nog
al snel heen met de mededeling dat een en ander niet zeer voldragen
lijkt en dat er nog wel verandering zal komen. Wij hebben daar niet