853 13 NOVEMBER 1975 stuurslaag op wijkniveau, 2, en vraagt een en ander ter kennis te brengen van de minister van binnenlandse zaken, het provinciaal bestuur van Noord- -Brabant en de gewestraad van het stadsgewest Breda. Voldoende ondersteund zijnde maakt de motie van de heer Welschen mede onderwerp van beraadslaging uit. De VOORZITTER: De vergadering is voor enkele minuten ge schorst. SCHORSING. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Dames en heren. Ik ben voornemens mijn betoog erg kort te houden. Naar ik meen ben ik in dezen nauwelijks meer in staat nog ie mand te overtuigen. Zojuist heb ik gehoord dat u over de nota van bur gemeester en wethouders uitgesproken opvattingen hebt en dat hetzelf de geldt voor de nota van het dagelijks bestuur van de gewestraad. Met betrekking tot de gewestraad wijs ik er nog op dat daar een bekende mo tie is aangenomen die bij de besluitvorming in de gewestraad een be langrijke rol heeft gespeeld. Dit alles houdt in dat ik aan hetgeen de heer Kramer heeft gezegd nauwelijks iets toe te voegen heb. Ik geloof dat zijn opmerkingen juist zijn en ik vind ze overigens in essentie vrij wel alle terug in de nota van b. en w.alsmede in de voorstellen en de motie van de gewestraad, die hem bepaald niet onbekend zijn. Hij heeft gezegd dat de decentralisatie "hard" moet worden gemaakt en dat de onttakeling van de gemeenten een halt moet worden toegeroepen. Welnu, dat is de grote lijn die door al deze betogen loopt. Naar mijn mening voldoen zowel de nota van het college van b. en w. als de voor stellen van de gewestraad aan deze eisen. Uiteraard ga ik niet in op de gemaakte opmerkingen over de Tweede Kamer, de minister en de advie zen waarvoor de minister onvoldoende tijd zou geven. Ik vind dat men dat maar op een andere plaats moet uitvechten. Iets dieper zou ik op het volgende aspect willen ingaan. Na tuurlijk kan men wel steeds betogen dat de gemeenten een wezenlijke taak moeten behouden, maar wij moeten ons er wel van bewust zijn dat wij op gezette tijden bezig zijn iets bovengemeentelijks te doen. Wij bevorderen in de gewestvorming vandaag reeds alle mogelijke ruimtelij- ke-ordeningstaken en verzorgingstaken, die wij geheel of gedeeltelijk juist aan een bovengemeentelijk niveau toevertrouwen. In dat opzicht staat de tijd naar ik meen niet stil en is er zeker sprake van -- ik ge bruik natuurlijk niet het woord "onttakeling" -- een zekere verschuiving van taken en bevoegdheden. Er is gesproken over de bestuurslagen. De heer Taks en ande ren hebben heel duidelijk kenbaar gemaakt dat er in ons land drie be stuurslagen zouden moeten zijn. Ik geloof ook dat dit in ons kleine land verstandig is. De heer Welschen en anderen hebben over wijkraden ge sproken. Ik waag ernstig te betwijfelen of men de daarop betrekking hebbende aspecten in een wetsontwerp inzake de reorganisatie binnen lands bestuur moet regelen. Natuurlijk is in een gemeente als Rotterdam

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 853