855 13 NOVEMBER 1975 rug in de motie die door een viertal leden van de gemeenteraad is inge diend. Er is in de motie sprake van de geringe zekerheid dat het rijk ta ken aan de provincies-nieuwe-stijl zal afstaan: dat is precies dezelfde formulering als elders wordt bedoeld. Voorts wordt in de motie gewezen op de dreigende uitholling van gemeentelijke taken en over het niet voldoende in discussie brengen van een vierde bestuurslaag. Wij kunnen zelfs over een vijfde bestuurslaag denken, aangezien door de instelling van landsdelen een extra bestuurslaag zou worden gevormd. Samenvat tend kom ik tot de conclusie dat alles wat in de motie staat in de stuk ken terug te vinden is. Derhalve heb ik de indruk dat de ingediende mo tie volstrekt overbodig is. De heer KRAMER: In eerste termijn heb ik over durf en over een constructieve opstelling gesproken. Dit wil zeggen dat wij positief willen meewerken. Het is duidelijk dat vandaag niet het laatste woord wordt gesproken. De minister zal langzamerhand ook wel weten dat hij, zo hij al niet op de verkeerde weg is, toch een kaart moet aanschaffen om te weten hoe hij de weg terug kan vinden. Natuurlijk hebben wij, zoals ik ook heb gezegd, twijfels over de inspraak en over de ontwikke ling die decentralisatie en centralisatie uiteindelijk tot resultaat zullen hebben. Er zullen bepaalde verhoudingen ontstaan, maar wij weten niet hoe zwaar het één en hoe zwaar het ander is. Overigens wil ik mij niet op het terrein van de landelijke politiek begeven. Vervolgens iets over de ingediende motie. Met de punten a en b van de motie heeft mijn fractie geen moeite, maar zoals de heer Welschen wel zal weten levert punt c voor ons enige moeilijkheden op, omdat wij de wenselijkheid van een vierde bestuurslaag niet zien. Als de heer Welschen er mee akkoord kan gaan dat punt c van de motie wordt geschrapt, hebben wij geen problemen meer. Het is echter de vraag of hij het dan nog leuk vindt. Als alternatief zou ik de motie van het stadsgewest willen aanbieden. Uit deze motie citeer ik het volgen de is van mening dat het overhevelen van gemeentelijke taken naar het middenniveau zijn beperking heeft. Dit geldt in het bijzonder in ieder geval voor het behoud en meer nog voor de verdieping van de betekenis die het lokale bestuur heeft in zijn relatie tot zijn bewoners. Dit vinden wij juist, aangezien hier naar onze mening een lokale aange legenheid in het geding is. In mijn fractie wint het begrip "vertrouwen" het van het begrip "ongerustheid". De VOORZITTER: Ik wil erop wijzen dat moties niet leuk moeten zijn maar zin moeten hebben. De aanvaarding van een motie moet zin hebben, maar daar twijfel ik in dit geval juist aan. De heer TAKS: Ik heb ons standpunt ten aanzien van het con cept kort samengevat met de woorden "ja,mits". Het woord "mits" be trof daarbij inderdaad de geringe zekerheid dat het rijk taken aan de nieuwe-stiijl-provincies zal afstaan en de dreigende uitholling van ge meentelijke taken. Ik ben van mening dat deze beide elementen in een minder gecomprimeerde en daardoor meer afgewogen vorm terug te vinden zijn in de nota van b. en w. en in de nota van het dagelijks bestuur van het stadsgewest. Aan die meer afgewogen formulering geef ik de voorkeur boven een dergelijke korte motie. Bovendien; wanneer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 855