857
13 NOVEMBER 1975
men rekening zal houden. Wij moeten onszelf in dezen wel heel be
langrijk vinden, maar wij moeten te dien aanzien ook enige beschei
denheid betrachten. De heer Welschen heeft gevraagd of wij dit alles
op de plaatsen terecht willen brengen waar het hoort. Ik zou willen zeg
gen dat alles wat er aan nota's ter tafel ligt op de plaatsen zal worden
gebracht waar het hoort: bij de minister, bij het provinciaal bestuur,
bij het stadsbestuur en waar u dat verder ook maar aantrekkelijk vindt.
Ik geloof dat daar nog iets bij zou mogen worden gerekend -- de ter
mijn die daarvoor geldt wordt dan echter zeker overschreden --, name
lijk dat de overwegingen die in deze gemeenteraad zijn gehoord ter
kennis zullen worden gebracht van degenen die ook daarvoor interesse
hebben. Zodra de notulen klaar zijn, willen wij daar ongetwijfeld de
minister een genoegen mee doen. Met het oog daarop wil ik straks de
motie nog wel even apart voorlezen, zodat zij zeker in de notulen komt.
Ik meen echter dat het niet veel zin heeft nog een uitspraak van de
raad te vragen; daarbij denk ik vooral aan de eerste twee punten, maar
ook aan het derde punt.
Vervolgens wil ik nog op een onderwerp ingaan dat ik ook in
de commissie voor ruimtelijke ordening aan de orde heb gesteld. Te
verwachten is dat er een definitief wetsvoorstel zal worden gedaan, want
de minister gaat hier ongetwijfeld mee door en laat zich niet veel ter
mijnen afsnoepen. Ik constateer dat de heer Crul daar niet in gelooft,
maar ik doe dat wel. Wanneer er een definitief wetsvoorstel zal worden
gedaan, zou men mijns inziens kunnen vragen daar nog eens een keer
over te mogen discussieren. Ook als de minister het daar thans niet mee
eens zou zijn, zou men het ongevraagd kunnen doen. Een definitief
wetsontwerp zal ongetwijfeld ook weer naar de provinciale besturen, de
gewesten en de gemeenten gaan, hoewel ons op dit ogenblik eigenlijk
zelfs niets is gevraagd. Mijns inziens kunnen wij de minister al het hier
boven genoemde aanbieden, onder mededeling dat wij het erg graag
zullen vernemen als hij definitieve plannen heeft, teneinde te kunnen
beoordelen of hij heeft gedaan wat de gemeenteraad van Breda wenst
-- daar zitten wij voor --en wat hij zich in het algemeen van alle ge
uite bezwaren heeft aangetrokken.
Al met al meen ik dat het van betekenis is de stukken op de
ze wijze door te sturen. Mijns inziens is het van zeer weinig belang
hier gespleten op te treden. Wanneer -- ook vanavond weer -- alles
over dit onderwerp is gezegd, is er iets aan gelegen dat wij ook met
een eenstemmig standpunt naar buiten treden.
De heer WELSCHEN: Ik had u nog gevraagd of u een zeer
korte schorsing zou willen toestaan.
De VOORZITTER: Ik dacht dat dat niet meer nodig was.
De heer WELSCHEN: Ik ken mensen met minder zelfvertrou
wen.'
De VOORZITTER: Ik schors de vergadering voor enkele ogen
blikken.
SCHORSING.