Wethouder VAN DUN: Misschien moet er iets met uw oren gebeuren: ik
ben begonnen met te zeggen dat ik nu onze visie zal geven. Ik heb gezegd
dat ik de heer Crul zijn visie gun. Onze visie is de volgende. De raad
van de gemeente Breda, waartoe ook de heer Crul behoort en waaraan hij
op grond van zijn partijpolitieke visie eveneens een steentje heeft bij
gedragen, heeft een methodiek voor het verkopen van gemeentepanden ontwor
pen. Deze methodiek houdt in dat de panden op verzoek van de raad bij open
bare inschrijving en aan de hoogst biedende zullen verkocht. Daartoe heeft
da raad het college een opdracht gegeven. Naar mijn mening dient men niet
met een eenvoudige motie maar met een amendement de mening van de raad te
peilen, wanneer men wil weten of deze methodiek naar het inzicht van de
raad al dan niet moet worden veranderd. Een verandering van de methodiek
zou inhouden dat niet meer aan de hoogst biedende en misschien ook niet
meer bij openbare inschrijving zou worden vereochtalsmede dat er een
antecedentenonderzoek zou moeten worden ingesteld. Daartoe heeft de raad
echter niet besloten. Ken moet dan niet op een gegeven ogenblik zeggen
dat er weliswaar een raadsbesluit is genomen maar dat het college een an
dere handelwijze moet volgen. Ik vind dat men zijn politieke broek moet
ophouden en een amendement moet indienen om het gevoelen van de raad te
peilen. Het punt is dat wij te maken hebben met dejopdracht van de raad
ik vind dat een goede opdracht dat panden in openbaarheid aan de
hoogst biedende moeten worden verkocht. Wanneer men die opdracht aar.
het college wil beperken, moet men naar mijn smaak een amendement indie
nen om het gevoelen van de raad te peilen over de vraag of er een verande
ring moet worden aangebracht. Men moet niet los uit de flank bij motie
het college verzoeken een ander beleid te voeren.
Vervolgens iets over mijn politieke visie. Ik ben van mening dat wij
in dergelijke geyallen niet tot een antecedentenonderzoek moeten overgaan.
Wanneer namelijk de procedure wordt gevolgd die ons door de raad terecht
is opgelegd, zijn er andere middelen om ervoor te zorgen dat de toekomsti
ge bewoner c.q. koper van een pand voldoet aan de normale verplichtingen
die hij in het maatsbhappelijk verkeer heeft. Wat er ook gebeurt, op
dergelijke gevallenonder meer een bouwverordening, een logies-
verordening en een politieverordening van toepassing. Op grond daarvan
heb ik geen behoefte aan een antecedentenonderzoek, maar dat is mijn per
soonlijke mening.
De VOORZITTER: Na deze reactie van het college moeten wij naar ik
meen nog even gelegenheid hebben onze besloten zitting voort te zetten.
Ik hoop echter dat dat kort kan zijn.