876 18 NOVEMBER 1975 en de waardigheid van de commissies. De totaal-begroting overziende en de nota van aanbieding ge lezen hebbende, is er voor de C.D.A. -fractie geen aanleiding om op dit moment met voorstellen tot wijziging van de cijfermatige opzet te ko men. Het nut van de budgetverdeling en het behandelen van de deelbe grotingen in de commissies is duidelijk gebleken. De toelichting bij de diverse begrotingsposten in de nota van aanbieding en bij de hoofd stukken geeft zeer veel informatie. Wij hebben kunnen constateren dat de financiële positie van de gemeente mede dankzij de verhoogde uit keringen en de verfijningen aanzienlijk is verbeterd. Een vergelijking van de capaciteitsplanning van 1975 en 1976 toont dit duidelijk aan. Mede hierdoor was het mogelijk fikse bedragen ten behoeve van de bin nenstad en de Haagse Beemden te blokkeren. De aanwijzing door de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van Breda als groeistad heeft onze zorg ten aanzien van de financiële haalbaarheid van deze projecten aanzienlijk verminderd. Ik zeg "verminderd", niet "weggenomen".' Het begrip groeistad dient verder te worden uitgewerkt, vooral wat betreft de financiële betekenis daarvan. Het is mijn fractie nog niet duidelijk of in dit verband voldoende financiële middelen ter beschikking komen voor de realisering van de nodige sociale en culture le voorzieningen in de Haagse Beemden. Het is bovendien niet duide lijk of er voldoende financiële mogelijkheden in zitten om de zo ge wenste woonfunctie van de binnenstad te versterken. Het is voor ons dan ook interessant de verwachtingen van het college in dit opzicht te mo gen vernemen. Ik ben verder van mening dat het weinig zin heeft op dit moment nader op de problemen rond de Haagse Beemden en de bin nenstad in te gaan. Het belang van deze projecten is meer dan eens door ons ten tonele gevoerd en het is bekend dat er, na alles wat reeds over deze projecten is gezegd, nog volop gelegenheid zal zijn om dieper in de materie te duiken. Eén binnenstadsfacet, namelijk de renovatie, zou ik speciaal willen belichten. Mijn fractiegenote mevrouw Van Rooij zal hier ook nog aandacht aan schenken. Uw destijds in de nota huisvesting aangekon digde en door ons gaarne ondersteunde renovatieplannen gingen verge zeld van een financiële paragraaf. De met deze plannen gemoeid zijn de bedragen zijn aanzienlijk. Na de aanpak van de renovatie zijn er door de regering nogal wat maatregelen genomen en/of gewijzigd; zo veel verschillende, dat wij het totaal-overzicht missen. Is het college bereid de destijds verstrekte cijfers te herzien en als zodanig aan de raad voor te leggen? Wil het college daarbij aandacht schenken aan de rela tief korte afschrijvingsperiode van de geïnvesteerde bedragen en aange ven wat de financiële consequenties op lange termijn zijn? Als u zich dan toch in de sociale woningbouw verdiept, wilt u ons dan tevens over de verkoop van de woningwetwoningen informeren? Ik denk hierbij met name aan de volgende vraagpunten: hoeveel woningen zijn er verkocht? hoeveel aanvragen lopen er nog? wat is op dit moment het standpunt van de woningbouwvere nigingen ten aanzien van de verkoop? Mogen wij eveneens informeren naar de uitvoering van de door de raad aangenomen motie betreffende de integratie van de woningbouwvereni-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 876