880 18 NOVEMBER 1975 fracties zich uit vrije wil buiten spel heeft geplaatst. Helaas geven uw brieven d.d. 29 april en 9 oktober aan de fractievoorzitters, een aantal daarmee samenhangende perspublicaties en een rapportage van P.v.d.A en P. P.R. aan de achterban ons alle aanleiding om stil te staan bij het functioneren van het gemeentelijk bestuur. Het gaat daarbij naar onze mening om een drietal wezenlij ke punten, die tot nu toe in de discussies niet altijd even goed zijn on derscheiden. In de eerste plaats gaat het om de feiten. Hoe zijn de be stuurlijke problemen veroorzaakt en gegroeid? Wie is aansprakelijk voor de felle polarisatie? In de tweede plaats is er de vraag in hoeverre de raad huishoudelijk gezien intern bevredigend functioneert. In de derde plaats moet men zich afvragen of een slecht functioneren van de raad onherroepelijk leidt tot vermindering van de kwaliteit van het gemeen telijk beleid. Hoewel ik erken dat er tussen deze drie facetten een ver band kan bestaan, meen ik toch dat zij voor een helder begrip onder scheiden dienen te worden. Over de feiten kan geen enkel misverstand bestaan. De harde kern van alle conflicten -- niemand zal dat kunnen ontkennen -- is het feit dat P.v.d.A. en P. P.R. hebben geweigerd om na de verkiezingen zelfs maar met de andere fracties te praten over de mogelijke vorming van een afspiegelingscollege. Dat is nooit onder stoelen of banken gestoken en het wordt ook volmondig toegegeven in een recent jaarverslag van deze beide fracties aan de achterban. Ik citeer: "De fracties vertrokken vanuit het door de partijen vastgestelde standpunt, dat onderhandelingen met conservatieve partijen of groepe ringen, b. v. de V. V.D. zoals deze zich landelijk manifesteert, bij voorbaat tot mislukking waren gedoemd". Het verslag gaat verder: "Toen duidelijk werd dat het C.D.A. voor de V. V. D. en niet voor de pro gressieven zou kiezen, werd de oppositierol aanvaard". Daarnaast wordt erkend dat de oppositierol vrijwillig werd gekozen en dat de on plezierige kanten van die rol op de koop toe werden genomen, al heb ik wel eens de indruk dat dit laatste steeds onplezieriger wordt gevonden. Ook over de intenties van P.v.d.A. en P. P. R. op langere termijn kan naar mijn mening geen misverstand bestaan. Men kiest zelf voor polarisatie. In Informatiebulletin no. 2, dat op selectieve wijze van huis tot huis is verspreid, lees ik dat "14 stemmen van de 39 in de raad 6 te weinig is om een echte beleidsbeslissing te kunnen nemen". Met andere woorden -- en de heer Crul heeft daar het vorig jaar in een interruptiedebat ook op gedoeld --, zes zetels erbij en links bepaalt volledig wat er in Breda gebeurt; polarisatie als middel om de macht te krijgen. Wat ons betreft zijn twee dingen duidelijk: 1. Principieel kiezen wij voor overleg en samenwerking tussen alle fracties in de raad; wie daar niet aan mee wil doen, zet zichzelf buitenspel. 2. P. v. d. A. en P. P.R. scheppen door hun uitlatingen nu niet bepaald een gunstig klimaat voor een minimaal herstel van de verhoudingen. Met dit laatste ben ik dan automatisch terechtgekomen bij het tweede punt, het intern functioneren van de raad. Ik ben het eens met de strekking van uw brieven dat dit functioneren uitermate gebrek-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 880