18 NOVEMBER 1975
881
kig verloopt. Ook hier moet echter worden opgemerkt dat het onze frac
tie te ver gaat wanneer in een artikel in "Trouw" d. d. 6 november j. 1.
wordt gesuggereerd dat er onder andere bij mijn fractie niet eens de be
reidheid zou zijn om naar de leden der federatie te luisteren. Ik vind
zo'n verwijt verre van terecht; de leden van mijn fractie lezen de stuk
ken van P. v. d. A. en P.P.R. nauwgezet en uit de notulen van de raads
vergaderingen blijkt toch overduidelijk dat wij het debat niet schuwen.
Het is iets anders --en daar gaat het om dat wij het tot nu toe met
de meeste voorstellen van P.v.d. A. -P.P.R. gewoon niet eens zijn ge
weest en dat is naar ik meen ons goed recht. Op grond van de college-
vorming hebben voorstellen van het college nu eenmaal meer kans om
te worden aangenomen dan voorstellen van P. v.d. A. -P.P.R. Als dat
niet zo was zou er iets ernstigs schorten aan de verhouding tussen het
college en de fracties waarop het stoelt. Kortom, weinig leuke dingen
voor de veertien linkse mensen in de raad, maar wellicht behoort dat
tot wat zij zelf "de minder plezierige kant van het oppositie voeren"
noemen.
Ernstiger vind ik de beschuldiging al is dat misschien een
wat te zwaar woord -- dat P. v. d. A.-P. P.R.-leden af en toe monddood
zouden worden gemaakt. Als dat zo is zou het een ernstige aangelegen
heid zijn. Ik moet dan ook zeggen dat mijn fractie bereid is daarover
te praten, waarbij ik aanteken dat bepaalde procedurele afspraken, bij
voorbeeld over het indienen van initiatiefvoorstellen, naar onze mening
veel kunnen oplossen. Wij hopen dat het overleg over het intern functio
neren van de raad in ieder geval tot een beter werkklimaat zal leiden.
Ik kom dan op het derde punt. Wordt door het feit, dat de
raad niet in alle opzichten even goed functioneert, de kwaliteit van het
gemeentelijk beleid geweld aangedaan? Voor de beantwoording van die
vraag heeft mijn fractie één overheersend criterium. Wat is er sinds
3 september 1974, toen de collegevorming plaatsvond, bereikt? In hoe
verre is en wordt uitvoering gegeven aan de "Hoofdlijnen van beleid"
zoals die door C.D.A. en V.V.D. zijn geformuleerd? Dat is voor ons
de maatstaf. Dit college is noodgedwongen een meerderheidscollege,
maar het is tevens een programcollege in die zin, dat het in de vorm
van de "Hoofdlijnen van beleid" een duidelijke leidraad heeft meegekre
gen. In de korte tijd dat dit college functioneert --nu ruim een jaar
zijn wij tot de conclusie gekomen dat vele punten uit het C.D. A. -
-V. V. D. -programma reeds zijn verwezenlijkt of op de rol staan om
verwezenlijkt te worden. De balans is uitermate positief, maar er zijn
ook negatieve punten waarop ik nader wil ingaan.
Kritiek heeft mijn fractie op het uitblijven van een beleids
nota. U zult zich herinneren dat wij daar het vorig jaar bij de Algeme
ne Beschouwingen een zwaarwegend punt van hebben gemaakt. Door uw
college werd toen de verwachting gewekt dat tijdig vóór deze begrotings
behandeling zo'n nota zou worden aangeboden. Sterker nog, op 13
maart j. 1. werd door u gesteld:"Het college is voornemens u de proeve
van een beleidsnota bij gelegenheid van de presentatie van de begroting
1976 voor te leggen en het is ons ernstig streven om bij de voorbereiding
van de begroting de verschillende facetten van de beleidsnota te behan
delen. Deze beloftes zijn helaas niet ingelost en het spijt ons bijzonder
dat wij dat pas in een zeer vergevorderd stadium hebben moeten verne-