886
18 NOVEMBER 1975
tieerd en genuanceerd kritisch mogelijk op te stellen tegenover de kapi
talistische maatschappij om in de sociale werkelijkheid veranderingen
aan te brengen met het oog op betere verdeling van inkomen, kennis
en macht." Kortom, cultuur moet worden misbruikt om de maatschap
pij om te turnen, om partijpolitieke stokpaardjes door te drijven. Van
uit die visie is er inderdaad geen ruimte voor Vader Abraham en vanuit
die visie worden fanfares alleen gesubsidieerd als zij vooraan in de revo
lutie de Internationale spelen.
Vervolgens enige concrete vragen over dat cultuurbeleid. In
1977 zal Breda zich opnieuw over de subsidiëring van het Brabants Or
kest, het Zuidelijk Toneel en Proloog moeten uitspreken. Wordt te dien
aanzien reeds overleg met andere subsidiënten gepleegd? Kan de wet
houder meedelen hoe het staat met de onderhandelingen over de huisves
ting van de bibliotheek in een pand van V. D. Is er bij het misluk
ken van die onderhandelingen een alternatief? Hoe zit het met de uit
voering van de in 1974 aangenomen motie over de permanente educa
tie? Wanneer is de rapportage van de ingestelde werkgroep te verwach
ten?
Tot slot van dit onderdeel van mijn betoog wil ik onze waar
dering voor het werk en het enthousiasme van het comité M. '75 uitspre
ken. Wij hopen dat dit comité kan voortbestaan en een bijdrage zal
kunnen blijven leveren aan de monumentenzorg. Gaarne vernemen wij
uw reactie hierop.
Uit de door uw college gepresenteerde begroting is vast te
stellen dat in de sector jeugd, sport en recreatie een groot aantal nieuwe
activiteiten wordt gehonoreerd. Was het in het verleden zo dat in deze
sector de mogelijkheden in verhouding tot de andere sectoren zeer be
perkt bleven, voor 1976 constateren wij juist een aantal nieuwe activi
teiten dat ons bijzonder aanspreekt. Voor zover andere nieuwe, belang
rijke initiatieven -- ik denk bijvoorbeeld aan het Open Jongeren Centrum
-- stagneren, is dat in dit stadium eerder aan het uitblijven van rijks
subsidie dan aan de wil van dit college te wijten. Mijn fractiegenoot
Koertshuis zal hier nader op ingaan.
Het vorig jaar heb ik tijdens de algemene beschouwingen uit
voerig aandacht aan de zorgelijke werkgelegenheidssituatie besteed.
De vragen en opmerkingen die ik toen naar voren heb gebracht kan ik
nu herhalen. Hoe zit het met de verdere ontwikkeling van de industrie
terreinen? Welke initiatieven heeft uw college genomen om de werkge
legenheid te behouden en uit te breiden? Bij de behandeling van de be
groting voor economische zaken zal mijn fractiegenoot Suurmeijer uit-
gebrei der op deze problematiek ingaan.
Het personeelsbeleid. Dat het gemeentelijk personeelsbeleid
naar de opvatting van het college meer behoort te zijn dan louter een
toepassing van op centraal niveau ontworpen rechtspositieregelingen,
blijkt uit tal van regelingen die door burgemeester en wethouders zijn
vastgesteld om de ontplooiingsmogelijkheden van de ambtenaar te be
vorderen. In dit verband valt bijvoorbeeld te denken aan de onlangs
ingevoerde richtlijnen interne verplaatsing, die beogen de mobiliteit
van het personeel binnen het gemeentelijk apparaat te bevorderen om
zodoende de ambtenaar een zo groot mogelijke kans te bieden op het
verkrijgen van een functie, die beantwoordt aan zijn capaciteiten en