896 18 NOVEMBER 1975 werk noemen is uit een initiatief van de burgerij voortgekomen. Die burgerij achtte zich verantwoordelijk voor het op eigen voorwaarden verzorgen van bepaalde diensten en dat paste in een door liberale prin cipes en elites geleide maatschappij. De verantwoordelijkheid van de overheid werd daarin zo minimaal mogelijk gehouden; ook cliënten, deelnemers en publieksgroepen, waar het werk voor is opgezet, kwamen en komen bijna niet aan bod als het om de beoordeling en kwaliteit van de dienstverlening gaat. Dit is een uitermate moeilijke aangelegenheid, maar ook hier gaat het om de vraag op welke wijze de overheid de rela tie met haar burgers op dit gebied regelt. Hoe denkt uw college daar over? Tot slot medezeggenschap bij de woningverdeling. Een heel belangrijk medezeggenschapsonderwerp is het verdelen van de woningen. Wij gaan ervan uit dat het een grondrecht van de mens is, daar te mo gen wonen waar hij wil wonen. Dat heeft op het moment zijn beperkin gen omdat het alles met het inkomensbeleid te maken heeft. Daar kan de lokale overheid rechtstreeks niets aan doen, maar wél kan zij op lo kaal niveau indirect een bijdrage leveren aan een beleid dat op een recht vaardiger verdeling van de woonruimte is gericht. Iedere burger zal hierbij moeten worden ingeschakeld, want discriminatie kan alleen din worden voorkomen indien iedereen meespreekt en zich verantwoorde lijk voelt. Het moet iedere burger van Breda duidelijk zijn welke nor men de woningbeherende instanties bij de toewijzing van woningen han teren. Dit geldt zeker voor ons eigen gemeentelijk woningbedrijf. Het woningtoewijzingsbeleid móet voor iedere Bredase burger duidelijk en openbaar zijn. In de begeleidingscommissie van het centraal registratie bureau zijn de vier woningbeherende instanties, het college van burge meester en wethouders alsmede het C. R. B. zelf vertegenwoordigd. Waar zijn de burgers, waar de vertegenwoordigers van de gemeenteraden en van de dienstverlenende instanties? De commissie heeft tot taak het be leid en de daaruit voortvloeiende criteria vast te stellen, onder andere criteria voor urgentiebepaling, openbaarheid van gegevens en huisves ting van bijzondere groepen; in feite betreft het alle aspecten die ver band houden met de inschrijving van woningzoekenden en de toewijzing van woningen. Deze commissie moet een openbare commissie worden. In de commissie openbare werken hebben wij al eens gevraagd de notu len van deze begeleidingscommissie ter visie te leggen. Dat is toch wel het minste dat wij mogen vragen, maar wat was het antwoord van het college? Neen.' Over medezeggenschap van de raad gesproken.' Dit is voor ons en voor de burgers van Breda niet langer aanvaardbaar. Ik wil besluiten met enkele stellingen; 1. Een gemeente besturen is per definitie politiek bedrijven. 2. Met betrekking tot de vaak gehanteerde term "algemeen be lang" er zijn minstens evenveel algemene belangen als er politieke partijen zijn. 3. Het college vertegenwoordigt C. D. Aen V.V.D.. Dat bete kent 2/3 van de stemmende burgers, die weer 2/3 van de to tale burgerij vormen. Het college vertegenwoordigt dus 4/9 ofwel minder dan de helft van de burgerij direct. 4. Een stadsbestuur behoort zich regelmatig in de wijken tegen over alle burgers te verantwoorden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 896