18 NOVEMBER 1975 897 5. Het college dient geen belangrijke beslissingen te nemen, zonder de raad te horen en een onderzoek onder de gewone burgerij in te stellen. 6. Een college, dat ernst maakt met inspraak en medezeggen schap, zal maximale inspraakmogelijkheden rond binnen stadsplannen realiseren. Het was me het jaartje wel, maar wij gaan door.' De VOORZITTER: Dat is fijn. De heer JONGENEEL: Ik heb mij even afgevraagd of ik nog wel zou spreken, want als het waar is wat de heer Geene zegt, namelijk dat er toch niet meer wordt geluisterd en dat men alles van tevoren had moeten zien, hadden wij nu misschien beter twintig minuten pauze kun nen houden. Ik hoop toch werkelijk dat naar hetgeen wij hier nog ver tellen zal worden geluisterd en dat er later, maar het liefst op korte ter mijn iets mee zal worden gedaan. De heer GEENE: Ik kan mij niet herinneren dat ik zou heb ben gezegd dat er niet meer wordt geluisterd. De heer JONGENEEL: Luisteren betekent ook iets opnemen, er met elkaar over discussiëren en trachten er iets mee te doen. U gaat er echter vanuit dat alle voorstellen, die wij vanavond zullen indienen, van tevoren ter visie hadden moeten worden gelegd. Wij zijn echter ook maar raadsleden die gewoon hun werk moeten doen en wij zijn tot de laatste dag met de algemene beschouwingen bezig geweest. Ik ben van mening dat het spel hier in de openbaarheid moet worden gespeeld en dat wij elkaar niet van tevoren allerlei moties moeten toespelen of over leg in de wandelgangen moeten plegen teneinde daar uiteindelijk reeds de besluitvorming tot stand te brengen. Wij vinden dat de algemene beschouwingen hier thuis horen en dat er in deze raad over moet worden gediscussieerd. Er gaat geen dag voorbij of wij worden tijdens de uitzendin gen van de radio-nieuwsdienst of het NOS-journaal geconfronteerd met nieuwe bedrijfssluitingen, werktijdverkortingen of andere symptomen van de ernstige kwaal die onze westerse consumptie-economie teistert. Dergelijke mededelingen veroorzaken echter niet meer het schokeffect, dat de dreigende sluiting van Enka-Breda enkele jaren geleden nog te weeg bracht. Wij zijn aan dergelijke berichten langzamerhand gewend geraakt; kijkt u maar eens hoe het bericht van de I. K. I. bij ons over is gekomen en hoe wij reageren op de sluiting van de "Etna". In onze hui dige samenleving is het niet de mens, die centraal staat maar de afgod, die wordt geëerd en aanbeden: de economische groei. De mens is slechts een werktuig dat deze afgod moet dienen; de mens is het instrument dat de machinerie van de economische groei draaiende moet houden, om tenslotte de eindproductie daarvan te verwerken. Wij kunnen vaststellen dat die productie niet op onze behoefte is afgestemd, maar dat onze be hoefte op de productie wordt afgestemd. Wij moeten steeds meer consu meren om meer te kunnen produceren en zo onze economische groei

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 897