18 NOVEMBER 1975
899
worden voorkomen.
Het is gemakkelijk te stellen dat de plaatselijke overheid
geen instrumenten heeft om de ontwikkeling van een eerlijke arbeids
verdeling te bevorderen. De federatie van fracties van P. v. d. A. -P. P. R.
heeft daar andere gedachten over. Wij zijn van opvatting dat de ge
meente als één van de grootste werkgevers van Breda voorop dient te
lopen om een aanzet tot een eerlijke verdeling van het werk te geven.
Wij willen u hiervoor een aantal suggesties aan de hand doen:
aRigoureuze beperking van het overwerk is een maatregel
die direct kan worden genomen.
b. De gemeente zou een peiling onder de werknemers kunnen
houden of zij eventueel bereid zouden zijn bijvoorbeeld
op een leeftijd van 63 jaar met vervroegd pensioen te gaan.
De gemeente kan er bij het gewestelijk arbeidsbureau op aandringen dat
alle in Breda gevestigde bedrijven worden benaderd om tot een gelijk
waardig onderzoek te komen. Door een duidelijk overzicht van deze
groep kan een druk op de nationale overheid worden gelegd om de mo
tie, die in de Tweede Kamer is aangenomen, tot uitvoering te brengen
zodat de betrokkenen inderdaad vervroegd kunnen worden gepensioneerd.
In het gemeentelijk apparaat wordt nu nog slechts op bescheiden schaal
part-time arbeid verricht. De gemeente dient zo snel mogelijk een on
derzoek onder haar werknemers in te stellen teneinde na te gaan fcf er
belangstelling voor kortere werktijden bestaat. Dat kan de eerste stap in
de richting van een vrijwillige werktijdverkorting zijn. Volledig behoud
van salaris is daarbij op dit moment niet haalbaar. De werknemers moe
ten dan de vrijheid hebben om tussen loon en vrije tijd te kiezen.
De arbeidsbemiddeling. In vele gesprekken met werkzoeken
den en andere instanties komt tot uiting dat het gewestelijk arbeidsbureau
in Breda niet optimaal functioneert. Daarom dient op de centrale over
heid een dringend beroep te worden gedaan om op korte termijn een ar
beidsbureau-nieuwe stijl in Breda te realiseren. Naast de vele maatrege
len om arbeidsplaatsen te creëren dienen wij er toch rekening mee te
houden dat wij een overgangsfase zijn ingegaan; wij gaan van de industri
ële samenleving naar de na-industriële samenleving. De mens, die thans
de na-industriële samenleving binnentreedt, komt al vlug tot de ont
dekking dat het werk voornamelijk is overgenomen door machines die
zijn voorgangers met elkaar hebben verdiend. Zo ontstaat een groep men
sen die niet meer in dit arbeidsproces kan worden opgenomen. Zo komen
wij bij een probleem dat niet meer als een werkloosheidsprobleem kan
worden beschouwd; het gaat duidelijk om een gemeenschappelijk probleem
en wij zullen met z'n allen een solidariteit moeten opbrengen om voor
dit gemeenschappelijk probleem duidelijke oplossingen te vinden.
Te gemakkelijk wordt gesteld dat werklozen er nog niet zo slecht voor
staan. Wij horen vaak dat zij toch een goede uitkering op grond van de
sociale wetgeving krijgen en zelfs dat vele mensen van deze sociale wet
geving profiteren. Ik zou er dan ook op willen wijzen dat het weten
schappelijk onderzoek, dat door drs. Van Wezel van de Economische
Hogeschool in Tilburg is verricht, andere feiten aan het licht brengt,
inhoudende dat hooguit een kleine 1 echt profiteert. Wij hebben te
weinig oog voor de mens die door de werkloosheid volledig in het onge-