18 NOVEMBER 1975 907 kwestie van de Gielis Beysstraat, waarover een publicatie in "Panorama" is verschenen, te verwerken. Aan de ene kant komt dat door een zeker gevoel van bitterheid omdat de gemeenschap -- dat zijn wij in feite al len -- de burgers van die straat kan grieven op een wijze, die wij in feite niet voor mogelijk houden. Het probleem is dat er best goede be doelingen achter de publicatie van "Panorama" kunnen hebben gezeten. Daarnaast is er het verwijt -- ook aan mijzelf, omdat ik nu al vijf jaar in de raad zit dat wij als gemeentebestuur en als burgers van de stad niet bij machte zijn gebleken dergelijke voorvallen te voorkomen. Zo'n voorval wordt veroorzaakt door het oordeel dat wij over elkaar hebben op grond van het geld dat wij verdienen en de wijk waarin wij wonen, terwijl wij toch in feite zouden moeten uitgaan van de mensen die sa men met ons de burgerij van de stad vormen. Bovendien valt uit het be treffende artikel te leren dat de ongelijkheid nog groot is. De heer VAN ASSELDONK: Nu de heer Crul zo uitvoerig op het stuk in "Panorama" ingaat, zou ik wel willen vragen wat zijn me ning over dat stuk is, met name wat de getruceerde foto's betreft. De heer CRUL: Ik heb al gezegd dat ik het er persoonlijk, toen men het mij zondagavond kwam brengen, moeilijk mee heb ge had. Ik ben ook van mening dat het stuk op een dergelijke wijze niet had mogen worden gepresenteerd omdat daardoor mensen worden ge griefd, hetgeen juist moet worden voorkomen. Ik heb ook gezegd dat achter de publicatie best goede bedoelingen kunnen hebben gezeten. Nu terug naar de Spoorbuurt, die zich in feite in hetzelfde vlak van gelijkwaardigheid bevindt. De kwestie wordt weliswaar op een andere wijze aan de orde gesteld, maar op grond van de prioriteitstel ling die uit de binnenstadsbenadering in de rapporten blijkt heeft zij relaties met de zoëven door mij aangehaalde kwestie. Het college stelt dat het algemeen belang -- naar onze mening louter economisch ge richt -- het noodzakelijk maakt dat de Spoorbuurt verdwijnt. In feite gaat men daarmee voorbij aan de emotioneel-menselijke aspecten die daarvan het gevolg zijn. Wij wijzen de aangelegenheid, zoals die nu aan ons is voorgelegd, dan ook bij voorbaat af. Het is natuurlijk een on derdeel van een zeer groot plan dat aan de orde is en dat in onderlinge samenhang moet worden gezien, maar toch willen wij er op dit moment reeds heftig tegen protesteren. Wij komen er later uiteraard nog op te rug. Dit wat deze twee tussenpunten betreft. Ter afsluiting hebben wij vier moties opgesteld, die duide lijk aansluiten op de algemene beschouwingen van Mart Jongeneel, Luce Paulussen en mij. Ik zal u deze moties, die een duidelijke alge mene strekking hebben, zo dadelijk overhandigen. Wij zouden ook gaar ne zien dat de besluitvorming over deze moties in het licht van de al gemene beschouwingen plaatsvindt. De moties luiden als volgt: Motie-Crul nr. I. "De raad van de gemeente Breda, in vergadering bijeen op 18 november 1975,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 907