90 13 FEBRUARI 1975 heeft. Over de vraag of de nieuwbouw voor de bibliotheek al dan niet tot stand zal komen, kan op dit ogenblik geen uitspraak worden gedaan. Ik heb al gezegd -- dit in antwoord op een vraag van deheerHen- driksen -- dat het effectueren van beide accommodaties tezamen nog niet aan de orde is, maar dat er wel degelijk sprake is van een aanpak. Het is bekend dat enkele leden van het college in samenwerking met an dere disciplines aan het studeren zijn op de mogelijkheid om eventueel het oude g, t„s, -gebouw voor dit doel beschikbaar te stellen. Dit is één van de mogelijkheden. Omtrent de voortgang van de studie kan ik op dit ogenblik niet veel mededelen, waarbij ik er op wijs dat zich terzake nog al gecompliceerde problemen voordoen. Er zullen onderhandelingen met het Rijk moeten worden gevoerd en er zijn enkele juridische consequen ties met betrekking tot een legaat. Op dit ogenblik kan ik hier weinig over zeggen, maar binnenkort hebben wij wederom een vergaderingen wellicht ligt er dan iets meer op tafel. De heer Hendriksen heeft betoogd dat de cijferopstellingen niet zijn vergeleken met de cijferopstellingen die uit de inhoud van de pas aangenomen bibliotheekwet voortvloeien. Ik moet hem hierin tegen spreken, want een dergelijke vergelijking is wel degelijk gemaakt.Het gemeentelijk subsidie is afgewogen tegen het subsidie dat van rijkswege aan ons zal toevloeien. Tot slot heeft de heer Hendriksen gevraagd of in punt b. alle voor zieningen zijn bedoeld. Ik meen dat in het voorstel duidelijk staat dat wij er in de komende tien jaar naar zullen streven zoveel mogelijk uit voering aan de nota te geven. Dit streven is zeker niet uitsluitend en alleen tot de nieuwbouw beperkt. De heer VEELENTURF: Ik kan mij voorstellen dat het antwoord van de wethouder, in het bijzonder met betrekking tot de nieuwbouw voor de openbare bibliotheek een vrij vage en teleurstellende indruk zalma ken, Ik krijg het gevoel dat er met betrekking tot de g. t, s, -terreinen nogal grote problemen bestaan. Wanneer in de verdere of nabije toekomst zou blijken dat de g. t. s. -terreinen in dit opzicht geen mogelijkheden bieden, heeft het college dan een alternatief voorhanden? Voorts zou ik willen vragen of het college bereid is in verband met het stellen van prioriteiten in de begroting voor 1976 een post op te nemen om alvast een eerste aanzet aan een eventuele nieuwbouw te kunnen geven.Tij- dens de begrotingsbehandeling is gezegd dat wij zullen moeten nagaan of landelijke fondsen enig soelaas bieden om de verdere uitvoering te verwezenlijken. In dit verband zou ik willen vragen of het college reeds pogingen dienaangaande heeft ondernomen. De heer HENDRIKSEN: Nadat ik mij aanvankelijk positief over dit voorstel heb uitgelaten, kan ik toch een enigszins onbevredigend gevoel niet van mij afschudden. De wethouder heeft gezegd dat bij de bouw van de zo noodzakelijke centrale bibliotheek alles van de omstandigheden afhangt. Wanneer alles van de omstandigheden afhangt, doet dit mij sterk denken aan een ad hoe - beleid dat niet tegen prioriteitstellingen en belangen in andere portefeuilles van het college is afgewogen. Dit doet mij dan weer denken aan een opmerking die wij bij de begrotings behandeling hebben gemaakt en sindsdien vaker te berde hebben gebracht: met gevallen als het onderhavige komt men erg in de knel als er geen integrale beleidsvisie van dit college, bestaat. De toezeggingen ten aanzien van de openbare bibliotheek die in het preadvies worden gedaan zijn niet erg hard. Als ik vraag of er nu een bibliotheek komt of niet, kan daarop door de afwezigheid van de inte-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 90