18 NOVEMBER 1975
911
Bredanaars zonder enige uitzondering te behartigen. Wij zien dat als on
ze plicht en wij doen het nog graag ook.
Ik kom nu allereerst bij enkele algemene punten die door de
fractievoorzitters op tafel zijn gelegd. Direct in het oog springend is
hetgeen de heren Geene en Dees over het beleidsplan hebben gezegd.
De heer Geene heeft voor hetgeen tot nu toe is gepresteerd zijn respect
uitgesproken, terwijl de heren Dees en Crul teleurgesteld zijn over het
uitblijven van een integrale beleidsnota. Om te beginnen wil ik erken
nen dat er het vorig jaar inderdaad is toegezegd dat er een proeve van
een beleidsnota zou komen. Op 25 juni hebben wij u een inventarisatie
van alle besluiten ter hand gesteld en wij menen dat deze inventarisatie,
die ook in de commissies is behandeld en daar redelijk goed is ontvan
gen, de basis voor een beleidsnota moet zijn. Het lijkt mij voor de
hand liggend dat op grond van de genomen besluiten moet worden ge
sproken. Zeer binnenkort zal het college van burgemeester en wethouders
de commissie algemene zaken raadplegen over de procedure met betrek
king tot de beleidsnota, speciaal wat de totstandkoming van deelnota's
betreft. Dit punt kan voor de vergadering van 1 december a. s. van de
commissie algemene zaken worden geagendeerd. Het is natuurlijk de
bedoeling dat de beleidsnota in combinatie met de meerjarenbegroting
wordt gezien. Wij gaan daar ook mee van start; het is een enorm werk
dat niet op korte termijn gereed kan zijn, maar al met al geloof ik dat
wij toch een redelijk begin hebben gemaakt. De heer Dees en anderen
zou ik dan ook willen verzoeken ons de kans te geven op de ingeslagen
weg voort te gaan.
De heer Dees heeft ook over de instelling van een commis
sie voor klachten en verzoeken gesproken. Hij heeft erop gewezen dat
van de zijde van zijn fractie een notitie is ingediend en dat is inderdaad
zo. Het ambtelijk commentaar op die notitie is gereed en zal uiteraard
in het college van burgemeester en wethouders moeten worden behan
deld. Ik wil u wel toezeggen dat de commissie algemene zaken op zeer
korte termijn en uiterlijk in januari advies zal kunnen uitbrengen.
Het volgende punt dat door de heer Dees is ingebracht be
treft de kwestie "Moet Ginneken blijven?" en de vraag, of op korte
termijn toepassing van artikel 18 van de Drank- en Horecawet voor Gin
neken te verwachten valt. Dit voorstel komt morgen in het college van
burgemeester en wethouders en naar ik hoop dus ook binnen afzienbare
tijd in de commissie algemene zaken. Wij hebben uitvoerig overleg
met de studiegroep in Ginneken zelf en met de afdeling Horeca-Breda
gepleegd; er is enig misverstand over het tijdstip geweest, maar het is
nu toch allemaal gebeurd. De overlegsituatie is dezer dagen afgesloten
zodat wij tot een afgerond idee hebben kunnen komen. U weet dat ook
de Kamer van Koophandel en de provinciale raad voor de volksgezond
heid advies hebben uitgebracht; het ene was volstrekt negatief, het an
dere positief en zoals de situatie er nu voor staat zal het college, in
overeenstemming met hetgeen in deze raad vele malen is gezegd, de
toepassing van artikel 18 bevorderen. Wat betreft alle voorstellen die
u in verband met de binnenstad zijn of zullen worden voorgelegd is het
overigens niet uitgesloten dat dit ook voor de binnenstad mogelijke
consequenties kan hebben.
Ik ben het niet eens met de woorden van de heer Geene,