918
18 NOVEMBER 1975
gezegd waardering te hebben voor het werk dat de ambtenaren in verband
met de begroting hebben gedaan. Het is goed dat dit toch een keer wordt
gezegd, al is het alleen maar bij gelegenheid van de begrotingsbehande
ling. Het is ook juist; ik heb er zelf vroeger anders over gedacht, maar
toen sprak ik ook nog zonder kennis van zaken. De 1 aatste zeven jaren
heb ik enig inzicht gekregen in hetgeen de ambtenaren doen en ik moet
u zeggen dat zij onvoorstelbaar veel werk verzetten, vandaar dat ik er
blij om ben dat ook tranuit de raad enkele waarderende woorden aan het
adres van de ambtenaren worden gesproken.
De heer Geene is onder andere op de problematiek van het
regionale woonwagenkamp ingegaan. De problemen rond het overvolle
kamp zijn ons allen bekend. De minister heeft het voornemen uitgespro
ken een aantal maatregelen af te kondigen en u zult zich wellicht af
vragen hoe op dit moment de situatie is. Het dagelijks bestuur van het
Woonwagencentrum Breda -- inderdaad een gemeenschappelijke regeling
en niet alleen een Bredase aangelegenheid --is van mening dat er een
spreidingsplan moet komen. Het algemeen bestuur van het Woonwagen
centrum is dezelfde mening toegedaan, maar de situatie is anders dan
de heer Geene denkt. Hij zegt op een gegeven moment dat slechts een
zeer kleine groep van bestuurders over een zo veelomvattende proble
matiek moet beslissen, maar dat is niet juist. Het is een zeer kleine
groep die het werk moet doen, doch het beslissen gebeurt door zeer ve
len, indien zij al beslissen. Als het algemeen bestuur van het woonwa
gencentrum op een gegeven moment tot een uitspraak komt, moet die
aan de aangesloten gemeenten worden voorgelegd. Op het ogenblik
zijn 11 van de 17 gemeentebesturen in principe met het spreidingsplan
akkoord gegaan. Er is een brief in voorbereiding, waarin de plaatsen
zullen worden aangewezen waar eventueel kleine kampjes kunnen wor
den ingericht. Dét is inderdaad ruimtelijke ordening en daar spreekt de
heer Geene ook van. Hij stelt althans de vraag of wij met hem van me
ning zijn dat naast sociaal-maatschappelijke problemen ook ruimtepro
blemen een rol spelen. Dat is inderdaad zo, maar dit is een bijzonder
moeilijk geval. Wij hebben de opdracht van de gedeputeerde om plaat
sen aan te wijzen. Er moeten twee plannen komen: een provinciaal plan,
waarin komt te staan op welke plaatsen woonwagencentra zouden kun
nen worden gebouwd alsmede een urgentieplan, dat aangeeft waar in de
komende jaren de eerste kampjes zouden moeten komen. Door de ge
meente Oosterhout is inmiddels al een vijftal plaatsen aangewezen.
Wij hebben de mogelijkheden bekeken en er is er één bij, die in onze
ogen zeer geschikt voor een nieuw te vestigen woonwagencentrum zou
zijn. De woonwagenbewoners zijn er ook mee in hun schik en alleen
gedeputeerde Einmahl is het er nog niet mee eens. Er worden te dien
aanzien gesprekken over de "sociale afstand" -- een term die de heer
Einmahl naar ik meen zelfheeft uitgevonden -- gevoerd. Het is overigens
wel een zinnige term, maar het is gewoon zo dat het bestuur van het
woonwagencentrum en de woonwagenbewoners tot de conclusie zijn ge
komen dat de plaats, die wij op het oog hebben, niet te ver van het
centrum ligt zodat relaties en contacten met de omgeving toch moge
lijk zijn. Er is echter nog één ding: de eigenaar van de grond is Rijkswa
terstaat en die heeft gezegd "over mijn lijk", voor zover Rijkswaterstaat
tenminste een lijk kan zijn. Er zal dus weer een hele procedure voor