18 NOVEMBER 1975
935
moeten zijn om bijvoorbeeld een sportadviesraad niet op te richten als
een dergelijk orgaan door de georganiseerde sportwereld nodig wordt ge
acht en een heel duidelijke rol bij het inbrengen van beleidsrelevante
argumentaties kan vervullen. Een tweede algemeen criterium zal zijn
dat alle categorieën van de bevolking vanuit hun aanleg, interesse en
persoonlijke omstandigheden in beginsel optimaal gebruik moeten kun
nen maken van de voorzieningen, die deze gemeente laat verrijzen,
hetgeen in een bereikbare en daarvoor geschikte omgeving zal moeten
geschieden. De uitwerking van dit criterium leidt tot een derde crite
rium, inhoudend dat wij naast centrumvoorzieningen voornamelijk een
wijksgewijze opbouw van de voorzieningen zullen moeten realiseren.
Wij zullen daartoe moeten bekijken wat er in de wijken is, welke be
hoeften bestaan en wat er mag worden verwacht; wat derhalve de meest
achtergebleven, kansarme, gedepriveerde of achtergestelde gebieden
zijn en wat er in ruimtelijk opzicht invulbaar is. Voorts zal in algeme
ne zin een beleid worden gevoerd dat inhoudelijk weliswaar niet afhan
kelijk zal zijn van hetgeen de subsidiërende rijks- en provinciale over
heid wensen, maar toch qua opzet en uitwerking zoveel mogelijk op de
subsidievoorwaarden van provincie en rijk zal inspelen. Dat betekent
dat meer dan tot nu toe onderzoek zal moeten plaatsvinden naar de mo
gelijkheden van toepassing van subsidieregelingen. Ik ben ervan over
tuigd dat in deze sector in 1976 belangrijke stappen vooruit kunnen wor
den gezet, zowel op het vlak van de organisatie en de mate, waarin de
kwaliteit daarvan borg kan staan voor een goede advisering aan uw raad
als ook wat de behartiging van de belangen van de Bredase bevolking be
treft. Ik neem aan dat wij bij de behandeling van de begroting van de
dienst jeugd en sport nog duidelijk de gelegenheid zullen krijgen om in
te gaan op de meer specifieke elementen, die daarvan deel uitmaken.
Het tweede gedeelte van mijn algemene opmerkingen be
treft uiteraard de werkgelegenheid. De zorgwekkende toestand op de
arbeidsmarkt en in de gehele economie heeft ertoe geleid dat in de al
gemene beschouwingen van dit jaar veel aandacht aan deze sector is
besteed. Ieder jaar blijkt het echter nodig toch enkele puntjes op de i
te zetten met betrekking tot de taak van de overheid in dezen. Wij heb
ben deze beschouwing dan ook in een drietal elementen verdeeld: de
taak die wij ons hebben gesteld, activiteiten en plannen alsmede enke
le specifieke punten die door de fractievoorzitters aan de orde zijn ge
steld.
In de eerste plaats de taak van de overheid. De taak, die
wij ons hebben gesteld, is het streven naar volledig aangepaste werkge
legenheid voor de eigen beroepsbevolking. Tien woorden voor een zo
belangrijk gebied als het onderhavige vragen eigenlijk om misverstan
den en daarom wil ik er een korte toelichting op geven. Als wij in dit
verband over een streven praten, getuigt dat slechts van realiteitszin.
Wij zijn in hoge mate afhankelijk van het beleid dat de rijksoverheid
voert en dat is geen vorm van afschuiven, het is gewoon de realiteit.
Het is soms niet gemakkelijk omdat de confrontatie met eigen onmacht
in bepaalde noodsituaties wel eens frustrerend kan werken, maar het is
nu eenmaal zo en daar valt met praten erg weinig aan te doen. Voorts
zijn wij in dit verband mede afhankelijk van het investeringsklimaat
en de investeringsmogelijkheden, die de ondernemingen hebben en als