940 18 NOVEMBER 1975 u moet ze toch als een integraal stuk beschouwen. Alle directies teke nen ervoor en zij willen er ook graag samen achter gaan staan. In het vooroverleg hebben wij met al die directies om de tafel gezeten en heb ben wij nauwkeurig bepaald welke instelling het beste een bepaalde taak op zich kon nemen. Daarbij heeft het ene budget duidelijk wensen moeten "inslikken", terwijl bij het andere budget wensen zijn gehono" reerd. De begroting, straks hopelijk door u vastgesteld in samenhang met de door u vast te stellen cultuurnota, geeft hierdoor een aanzet voor vele nieuwe activiteiten en impulsen. Wanneer de heer Crul deze gang van zaken dan in zijn betoog kwalificeert als een onvoldoende functioneren van de cultuur hij gebruikt die stelling overigens om een nog meer uit de lucht gegrepen stelling zogenaamd te bewijzen -- be treur ik dat in hoge mate. Wij krijgen op die manier bijna een discussie om de discussie en dat is niet de bedoeling. Ik meen dat wij zakelijk met elkaar van mening moeten kunnen verschillen, maar wanneer wordt gezegd dat niets in de sector goed is begin ik aan de intentie te twijfe len. Er zijn dan eigenlijk maar twee mogelijkheden: of het is een grote puinhoop of men wil er een puinhoop van maken. De heer Dees heeft vier vragen gesteld. Met betrekking tot de permanente educatie zou ik willen opmerken dat er een ambtelijke werkgroep is met medewerkers van de sociale dienst, van jeugd en sport, van onderwijs, van de G. G. G. D. en van de sector cultuur. Het in terimrapport is deze week gereed gekomen en ik heb dat gisteren op mijn bureau ontvangen. Het zal u duidelijk zijn dat het college daar nog geen kennis van heeft kunnen nemen en daaromtrent dus ook geen oordeel heeft kunnen vellen. Het advies bevat ook nadere voorstellen met betrekking tot de voortzetting van de studie en wij zullen daar zo spoedig mogelijk op terugkomen. Met betrekking tot de subsidieregeling voor het Zuidelijk Toneel "Globe", het Brabants Orkest en "Proloog" meen ik in de vraag stelling van de heer Dees een dreigend misverstand te bespeuren. Het is inderdaad zo dat de huidige subsidiëring tot 1 september 1977 loopt, hetgeen betekent dat deze raad vóór 1 september 1976 een uitspraak met betrekking tot het al of niet voortzetten van deze subsidiëring zal moeten doen. Wat dat betreft zijn de meest markante punten dat er in januari j. 1. een nota orkestenbestel en een nota toneelbestel zijn ver schenen. Deze nota's zijn overigens niet helemaal gelijkwaardig; de nota orkestenbestel is een ministeriële nota terwijl de nota toneelbestel een departementale nota is. Wat precies het verschil is weet ik ook niet, maar onder de ene nota staat de handtekening van de minister en onder de andere niet. Beide nota's hebben geleid tot het stellen van vragen en tot het uiten van velerlei meningen die her en der worden geponeerd. Ik moet u dan ook eerlijk zeggen dat ik nauwelijks enig zicht op de oplos sing van de problematiek heb. Bij herhaling leg ik dan ook in het over leg met de subsidiënten in de richting van de provincie, in het overleg met Tilburg, Eindhoven en Den Bosch de nadruk op het standpunt van Breda. Breda heeft middels een preadvies verklaard niet bereid te zijn om zonder meer op de oude voet door te gaan. Ik moet u zeggen dat ik het met betrekking tot de toneelsituatie helemaal somber in zie. "Globe" heeft bij herhaling gezegd dat men als een landelijk opererend

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 940