946
20 NOVEMBER 1975
verdraagzaamheid moeten doorgaan of dat wij onze aandacht aan
waardevoller zaken moeten gaan besteden, met het risico dat besluiten
minstens met veertien stemmen tegen zullen worden genomen. Van
onze kant is de tolerantie altijd maximaal betracht, maar onze moeite
en inspanning zijn niet gehonoreerd. Als men het programma voor de
begrotingsbehandeling bekijkt ziet men dat aan de in het C. D. A. samen
werkende drie politieke partijen voor de algemene beschouwingen twintig
minuten minder tijd is toegemeten dan aan de samenwerkende fracties
van de Partij van de Arbeid en de P. P. R. over monddood maken ge
sproken! Als ons gebrek aan tolerantie wordt verweten zal men er zich
van bewust moeten zijn dat men riskeert dat er een hardere lijn zal
worden gevolgd die in feite meer zal passen bij het beeld dat de oppo
sitie ten onrechte van ons geeft. De woorden die wethouder Broeders
tot de oppositie heeft gericht zijn goed door ons verstaan; zij zijn ons
uit het hart gegrepen. Wij wensen dan ook geen tijd meer te besteden
aan de opmerkingen die door de oppositie in onze richting zijn gemaakt,
want dit zijn verhalen beneden niveau. De aandacht die door hen aan
de belangen van Breda en die van de inwoners van stad en gewest zijn
besteed is op een laag peil gebleven, een lager peil dan men van hen
had mogen verwachten. Een brok frustratie van de eerste orde is gemani
festeerd door de politieke groeperingen van de Partij van de Arbeid en
de P. P. R.welke voor de belangen van de evenmens beweren op te
komen. Inmiddels zijn wij zo ver dat wij het nu echt wel weten. Meer
dan ooit is tijdens deze algemene beschouwingen gebleken dat de min
derheid een bepaalde politiek bedrijft om de meerderheid te krijgen.
Het is jammer voor de Partij van de Arbeid dat het deze keer niet is
gelukt. Inderdaad kwam zij zes stemmen tekort, maar daarom behoeft
zij nog niet ongeduldig te worden. Ook het algemeen belang is aange
haald, wat met de politiek in verband is gebracht. De voorzitter van de
raad heeft terecht opgemerkt dat het college er voor de belangen van
alle Bredanaars zit en dit geldt niet alleen voor het college, maar zeker
ook voor de raad. De behartiging van die belangen is helemaal niet het
exclusieve recht van welke politieke groepering uit deze raad dan ook.
Alleen al het wekken van die indruk komt ons nogal aanmatigend voor.
De Partij van de Arbeid en de P. P. R. willen aandacht aan bepaalde
troepen schenken, maar wij schenken aandacht aan ülle groepen, waar-
ij wij echter wel prioriteiten stellen. Wij kunnen niet de doeleinden
van alle Bredanaars tegelijkertijd realiseren, omdat wij daartoe gewoon
de middelen niet hebben.
De heer CRUL: Zou de heer Geene kunnen aangeven hoe de
prioriteiten op dit moment liggen? Zijn er groepen in Breda aan wie hij
voorrang geeft wat de activiteiten en voorzieningen betreft?
De heer GEENE: Ik ben ervan overtuigd dat de heer Crul aan
het eind van mijn betoog een uitvoerig antwoord op deze vraag zal heb
ben gekregen.
Ik heb gezegd dat wij niet alle doeleinden van alle Bredanaars
tegelijkertijd kunnen realiseren, omdat wij de middelen daarvoor niet
hebben. Wij hebben sterk het gevoel dat de oppositie ons meer middelen
wil aanpraten dan er zijn, waardoor ^ij de illusie wekt dat alles nu zo-