948
20 NOVEMBER 1975
aanleiding van de algemene beschouwingen ingaan.
Grensoverschrijdende belangen. Op 28 februari van dit jaar is
de regio Breda in het nieuwe Stadsgewest Breda opgegaan, welke meer
taken en bevoegdheden, óók van ons, dan zijn voorganger heeft ge
kregen. De formele bestuurlijke relaties tussen onze raad en het Stads
gewest zijn dit jaar aanzienlijk versterkt. De delegatie van onze raad
werd van vier tot acht leden uitgebreid. Ook in materieel opzicht zijn
dit jaar de relaties tussen onze gemeente en het Stadsgewest aanzien
lijk verbeterd door de deelname van Breda in verschillende werkgroepen.
Wij hopen dat op de ingeslagen weg van het optimaal benutten van in
ons gebied aanwezige kennis en capaciteit wordt voortgegaan. Die ken
nis en capaciteit mogen ook best uit Breda komen, want ons past eerder
de rol van trekpaard dan van sierpaard in het gewest. Personeelsuitbrei
ding in het Stadsgewest moet afhankelijk zijn van de vervulling van
taken op dat niveau; de noodzaak daarvan zal uiteraard moeten worden
aangetoond. Hierover is een opmerking tijdens de algemene beschouwingen
gemaakt en als die aldus is bedoeld zijn wij het daarmee eens.
De wegenstructuur rond Breda. In mijn algemene beschouwingen
heb ik gewezen op de onhoudbare toestand van de zuidelijke rondweg.
Ik heb toen aangekondigd dat wij zonodig een motie zouden indienen.
Uit nadere informaties is gebleken dat ook het provinciaal bestuur onze
bezorgdheid deelt. Wij achten het derhalve nuttig een motie van de
volgende strekking in te dienen:
"De raad van de gemeente Breda,
in vergadering bijeen op 20 november 1975,
gehoord de algemene discussie over de wegenstructuur rond
om Breda,
overwegende dat de Zuidelijke Rondweg in steeds toenemen
de mate wordt belast en in de spitsuren is overbelast,
de hinder als gevolg van deze overmatige belasting zowel
uit een oogpunt van milieu, waaronder de geluidshinder, als
een normale verkeersdoorstroming niet acceptabele vormen
heeft aangenomen,
de oplossing door aanleg van de verbinding tussen rijksweg-58
en de E-10 voor een zeer groot deel deze hinder kan weene-
nemen
op basis van een eenzijdige beslissing van de rijksoverheid de
aanleg steeds weer wordt opgeschoven,
kennis genomen hebbende van de uitlating van de minister
van Verkeer en Waterstaat dat hij wegens het ontbreken van
voldoende middelen de uitvoeringstermijn met drie jaar heeft
verlengd,
spreekt als zijn oordeel uit:
dat op zeer korte termijn toch een beslissing dient te worden
genomen tot onverwijlde realisering van dit project,
middelen ter opheffing van deze onhoudbare toestand ter be
schikking dienen te worden gesteld;
nodigt het college uit:
bij de rijks- en provinciale overheid aan te dringen op de
grootst mogelijke voortvarendheid tot het opheffen van deze
werkelijk onhoudbare situatie;