20 NOVEMBER 1975
953
te gaan. In de tweede plaats wordt verzocht in overleg met de stuur-
froep "Ginneken moet Ginneken blijven" de begrenzing van het ge-
ied nader te bepalen en in de derde plaats -- ook dat is belangrijk --
wordt verzocht de raad op korte termijn een preadvies voor te leggen
waarin de gehele problematiek van Ginneken aan de orde wordt ge
steld. Dit zijn drie punten uit de motie die naar onze mening in onder
linge samenhang moeten worden gezien en dat is iets wat ik in uw
antwoord heb gemist. Op basis van het in de motie gestelde zou dan ook
een voorstel in het kader van de Drank- en Horecawet te beperkt zijn,
zeker wanneer in zo'n voorstel niet wordt ingegaan op de andere twee
aspecten uit de motie. Ik herhaal daarom mijn vraag hoe het zit met
de gehele uitvoering van de het vorig jaar aanvaarde motie.
Het tweede punt in mijn betoog betreft de bevordering van
het eigen woningbezit en in het bijzonder de verkoop van woningwet
woningen. De wethouder van openbare werken heeft opgemerkt dat er
op dit punt bij het college wat tegenzin en wat aarzeling is. Uit zijn
woorden heb ik dan ook begrepen dat hij het vraagstuk met een zekere
passieve gelatenheid benadert, hetgeen ik niet begrijp. Op 20 mei 1974
nam de raad de beslissing om onder bepaalde voorwaarden woningwet
woningen wederom aan de bewoners te verkopen. Dat raadsbesluit --
ik meen dat daarover geen misverstand kan bestaan moet worden
uitgevoerd. Het feit dat er verschil van mening binnen het college
en de raad over dat vraagstuk bestond mag aan de uitvoering van dit
besluit geen enkele afbreuk doen. Een besluit is een besluit en dient
in positieve zin te worden uitgevoerd. Aan het bezit van een eigen
woning zijn belangrijke voordelen verbonden, die ik in eerste termijn
heb genoemd. Het percentage eigen woningbezit is in ons land erg laag
namelijk 38%; in andere landen is het veel hoger, onder andere 66% in
België en 51% in Engeland. Ik had naar het percentage eigen woning
bezit voor Breda gevraagd, maar de wethouder heeft dat in zijn beant
woording niet genoemd; ik hoop dat hij dat alsnog zal doen. Onge
twijfeld zal het een percentage zijn dat kan worden opgevoerd. Mijn
fractie vindt het dan ook teleurstellend dat van de drie woningbouw
verenigingen alleen St. Jozef aan de verkoop van woningwetwoningen
meedoet. Wat heeft het college gedaan om ook de beide andere
woningbouwcorporaties te overtuigen en is dit punt betrokken bij de
overdracht van gemeentewoningen naar de woningbouwcorporaties? Ik
zou dat wenselijk achten. Het antwoord van de wethouder stelde ons
derhalve teleur en ik wil dan ook om twee toezeggingen verzoeken.
Wethouder VAN DUN; U bedoelt vermoedelijk uw interpretatie
van het antwoord? U stelde namelijk heel duidelijk; wij hebben uit het
antwoord begrepen
De heer DEES; De wethouder heeft duidelijk de termen
"aarzeling" en "terughoudendheid" gebruikt, zoals hij ongetwijfeld in
de notulen zal kunnen teruglezen. Om misverstanden te voorkomen wil
ik dan ook de toezegging ontvangen dat zo lang het raadsbesluit van
kracht is het college niet alleen dat raadsbesluit zal uitvoeren maar
ook actieve asquisitie zal plegen om tot verdere verkoop over te gaan,
uiteraard binnen de voorwaarden en de grenzen die in de betreffende
rijksregeling zijn aangegeven. In de tweede plaats wil ik het college