954
20 NOVEMBER 1975
verzoeken er ook bij de algemene woningbouwvereniging en bij St.
Laurentius op aan te dringen dat ook daar van de betreffende rijksre
geling gebruik wordt gemaakt.
In de derde plaats wil ik iets zeggen over de medezeggen
schapscommissies. Het antwoord dat de wethouder van personeelszaken
heeft gegeven op onze vraag over het kiesrecht voor de medezeggen
schapscommissies is ronduit teleurstellend. Wij zijn het met de wet
houder eens dat het onder de huidige omstandigheden, waarbij artikel
125 van de Ambtenarenwet nog steeds van kracht is, geen zin heeft
het overleg met de vakorganisaties te frustreren. Na wijziging van arti
kel 125 van de Ambtenarenwet ontstaat er echter wel een "totaal andere
situatie. Het wordt dan aan de gemeenteraad overgelaten om te beslis
sen of de samenstelling van de medezeggenschapscommissies al dan
niet het monopolie van de vakorganisaties moet blijven. Er is dan geen
enkele reden meer op grond waarvan aan de ambtenaren zou moeten
worden onthouden wat aan de werknemers in het bedrijfsleven sinds de
wijziging van de wet op de Ondernemingsraden van 1971 is toegestaan.
Wij hadden graag van de wethouder vernomen of deze zienswijze door
het college wordt gedeeld. Dit is gewoon een principe-zaak en wij
zullen dan ook graag van de wethouder vernemen dat hij achter dit
principe staat. De aemocratisering van de medezeggenschap is geen
item van de V. V. D.want het is naar onze mening zonder meer een
eis van democratie dat kiesrecht "algemeen kiesrecht, kiesrecht voor
iedereen" betekent. Wij kunnen ons niet voorstellen dat wij in deze op
vatting alleen staan en dat het college en de wethouder zich op net
standpunt zouden stellen dat alle ambtenaren gelijk zijn, maar dat
sommige ambtenaren "meer gelijk zijn dan anderen". De door de
Tweede Kamer onlangs aanvaarde motie waarin bij de regering wordt
aangedrongen op wijziging van artikel 125 van de Ambtenarenwet, op
dat het passief en actief kiesrecht voor alle ambtenaren tot uitdrukking
kan komen, was ingediend door de D' 66-er Nypels en werd onder
andere gesteund door Partij van de Arbeid, P. P. R. en V. V. D. Er valt
dan ook te verwachten dat te zijner tijd in de raad een meerderheid
voor verruiming van het kiesrecht zal kunnen worden gevonden.
Tot slot wil ik een paar korte opmerkingen maken over de
algemene beschouwingen van Partij van de Arbeid en P. P. R. Evenals
het vorig jaar stonden de verhalen, uitgezonderd de beschouwing van
de heer Jongeneel, weer bol van de holle kreten en insinuaties:
anonieme machten maken de dienst uit, het college opereert kapitalis
tisch, er wordt niets voor de sociaal zwakkeren gedaan en er is geen be
leid. Kortom; er deugt in Breda niets van. In tegenstelling tot het
vorig jaar heb ik weinig geihterrumpeerd, maar op de enkele simpele
vraag om eens duidelijke voorbeelden te noemen en duidelijke bewij
zen aan te voeren werd nauwelijks ingegaan. Ik heb de betogen van de
heer Crul en mevrouw Paulussen nog eens gelezen en ik moest opmerken
dat noch met een verrekijker noch met een loep de voorbeelden kunnen
worden gevonden. Wij hebben er in tegenstelling tot het vorig jaar geen
behoefte aan hierop uitvoerig in te gaan. Ik moet u zeggen dat ik er
gewoon van baal! Mensen die het beste met Breda voor hebben, die
welvaart en welzijn voor allen in de stad willen realiseren en voor de
zwakkeren opkomen worden door de betogen van mevrouw Paulussen
en de heer Crul op hun ziel getrapt. Wat dat betreft kan ik verwijzen