20 NOVEMBER 1975 957 wij praten over een sociaal statuut en de mogelijkheden daartoe, met name als het gaat om de werknemers, het vestigingsklimaat en de sociale verantwoordelijkheid die de overheid daarbij heeft. De heer Van Graafeiland zegt dat het standpunt van het college te dien aanzien ongewijzigd is en dat een en ander niet wordt gedaan. Het is voor ons onbegrijpelijk aan de ene kant het getuigenis van de betrokkenheid bij de economisch zwakkeren in de samenleving van de heer Broeders te horen en aan de andere kant te constateren dat hij zijn V. V. D. -collega steunt, dus kiest voor de sterkeren in de samenleving en heel nadruk kelijk het sociaal statuut zonder meer afwijst. Misschien moeten zij samen eens in de spiegel of elkaar eens diep in de ogen kijken. De heer Van Dun heeft mijns inziens de kern van ons verhaal over medezeggenschap in de woningverdeling niet begrepen of niet willen begrijpen. In persoonlijke contacten met burgers en bij contacten met wijken wordt gesteld dat er duidelijk normen bij de woningtoewijzing worden gehanteerd, met name bij de vraag wie waar een huis krijgt. Het antwoord op die vraag hangt af van de sport van de maatschappelijke ladder waarop men staat. Hoeveel men verdient en waar men tot dat tijdstip heeft gewoond is bepalend bij de woningtoewijzing. Er worden etiketten op mensen en op wijken geplakt. Wethouder VAN DUN: Etiketten op wethouders plakken! Als u toch aan het plakken bent, plakt u dan nog even door. Mevrouw PAULUSSEN: Op wethouders en college dan. De mensen verkeren in een afhankelijke positie en hebben geen keuze, want de woningbeherende instanties beheren een en ander. Dit moet veranderen en dat probeerden wij ook aan de orde te stellen met ons pleidooi voor medezeggenschap in de begeleidingscommissie; bij de sectorbehandeling zullen wij daar nog nader op terugkomen. Wij zouden natuurlijk ook weer over de begeleidingscommissie van het C. R. B. kunnen gaan praten. Ik heb vanmorgen de moeite ge nomen de verslagen van de vergaderingen van de commissie van open bare werken na te slaan. Op 23 januari heb ik u gevraagd of die ver gaderingen openbaar kunnen zijn en of de verslagen ter inzage zouden kunnen worden gelegd. Er werd geantwoord dat die vraag naar het col lege zou worden meegenomen. Op 28 april heb ik opnieuw gevraagd hoe het ermee stond. Letterlijk antwoorde u dat zou worden nagegaan of het betreffende verzoek aan het college was voorgelegd en wat ter zake is beslist. Ik dacht toen dat het college van burgemeester en wet houders had beslist het aan de begeleidingscommissie voor te leggen. Wij weten dat echter niet, want die vergaderingen zijn niet openbaar en er zijn zelfs geen besluitenlijsten. Gisteravond heb ik uitsluitsel ge hoord en vanmorgen heb ik ook de notulen van de begeleidingscom missie ontvangen, waarin dat punt aan de orde is gesteld. In de com- miessievergadering van openbare werken hebt u tot tweemaal toe uit drukkelijk gezegd dat u dat punt naar het college zou meenemen. Het geen ik daarover heb gezegd neem ik dan ook niet terug omdat het mijns inziens niet onjuist is. Wij zijn vervolgens van mening dat een uitgebracht advies op sociale en medische gronden voor de betrokkene openbaar moet zijn; de persoon in kwestie moet weten welk advies over hem is uitge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 957