960
20 NOVEMBER 1975
dat de leden van die fractie dadelijk even voor de spiegel zullen gaan
staan en vervolgens zullen tonen dat zij solidariteit kunnen opbrengen
voor de mensen waarover wij het thans hebben.
De heer CRUL: Wij hebben nog twee moties tijdens de alge
mene beschouwingen ingediend, die de heer Geene de "inhaalmotie"
en de "ruimtemotie" heeft genoemd. Bij mijn reactie op het antwoord
van het college zal ik van aie twee moties uitgaan. Ik hoop dat het
C. D. A. toch nog eens zal overwegen hoe zijn standpunt ten aanzien
van die moties zal zijn. Wij hebben de moties een algemene strekking
gegeven en een aantal belangrijke punten opgenomen die het C. D.A.
gezien hetgeen de heer Geene heeft gezegd, zullen aanspreken.
Vooraf wil ik een algemene opmerking over het totale debat
van dinsdag maken. Het heeft ons teleurgestelcf dat in de reacties van
het college, het C. D. A. en de V. V. D. in feite voorbij is gegaan aan
belangrijke opvattingen die in onze kring leven en door ons naar voren
zijn gebracht, met name ten aanzien van de centrale punten gelijk
waardigheid, medezeggenschap en solidariteit. Ik heb een beetje het
evoel dat de leden van het college ieder vanuit hun eigen winkeltje,
at zelfstandig opereert en in feite ook concurrerend opereert, de zaak
hebben benaderd. Er is eigenlijk sprake van vijf kleine winkeltjes en
één supermarkt, namelijk van de heer Van Dun. Ieder jaar houdt de
heer Van Dun in feite uitverkoop, wat typerend voor die portefeuille is.
Wethouder VAN DUN: De heer Crul hóéft niet te kopen!
De heer CRUL: Neen, ik koop er ook niet veel van. Een uit
verkoop kan de kwaliteit van het geheel wel eens beinvloeden en om
die reden sprak ik ook van een supermarkt. Door de verschillende
winkels is er geen samenhang aanwezig en dat is één van de grootste
problemen die zich op dit terrein wat de beleidsbepaling betreft voor
doen. Helaas is dinsdag zonneklaar aan het licht gekomen dat dit
inderdaad het geval is.
Ik kom vervolgens op de politieke situatie zoals die is bespro
ken. Naar onze opvatting heeft de voorzitter van de raad zich er nog
al gemakkelijk vanaf gemaakt wat zijn positie van boven de partijen
staande figuur betreft. Het is niet duidelijk wat hij precies bedoelde
en hoe hij eigenlijk zijn positie aanvoelt. Tot nu toe hebben wij ge
merkt dat hij het beleidsprogramma van het C. D.A. en de V. V. D.
ondersteunt, waarmee hij in feite aangeeft dat hij de meerderheids
fracties steunt. Het is belangrijk te weten hoe hij in het college stemt.
Steunt hij de minderheid en is hij ten aanzien van essentiele zaken die
wij inbrengen onze woordvoerder? Dat zou namelijk zo kunnen zijn en
wij zouden graag over zijn opereren in het college en het opereren naar
de raad toe duidelijkheid krijgen. Neemt hij initiatieven die eigenlijk
door ons zijn aangegeven en welk effect hebben dergelijke initiatieven
op de besluitvorming?
Inderdaad is het contact dat tussen de fractievoorzitters heeft
plaatsgevonden van de fractievoorzitters zelf uitgegaan. Wij hebben
daar uitdrukkelijk om verzocht en wij vinden dat overleg ook nog steeds
een .goede zaak, voorzover het althans niet het schimmenspel is dat