20 NOVEMBER 1975 963 kenbaar heeft gemaakt. Hij kiest voor de opvatting dat er in de raad van Breda een parlementaire democratie moet heersen, dus met een meerderheidscollege en meerderheidsfracties. De heer DEES: Dat heb ik nimmer gezegd. Ik heb namelijk altijd gezegd dat wij voorstander zijn van het monistische systeem, maar wie aan dat monistische systeem niet mee wil doen zet zichzelf buiten spel. De heer CRUL: Laat de heer Dees toch eens duidelijk zeggen waaraan hij het recht ontleent om, nu wij niet in het college zitten, onze opvattingen zonder meer van de tafel te vegen en die niet bij de besluitvorming te betrekken. Op die vraag moeten de heren Dees en Geene maar eens een antwoord geven. Dat gebeurt echter niet en daar om is er sprake van een schimmenspel. Onze voorstellen inzake het budget blijven overeind en wij zullen dan ook graag zien dat er daaromtrent in 1976 een andere procedure wordt gevolgd. De heer Brummelkamp zal daar dadelijk nog wat nader op ingaan.Ik wil nog één concrete vraag stellen. Op een aantal punten zullen er door tariefsverhogingen meer inkomsten zijn, onder andere bij de dienst van jeugd en sport. Is het juist dat deze in komsten bij de totale budgetverdeling een rol spelen of worden zij buiten beschouwing gelaten, zodat in feite ae betreffende budgetten daarvan een voordeel hebben? De heer Geene heeft bij de bespreking van onze motie de 2y°Jo ruimte al aangeroerd. Wij blijven van oordeel dat het bij een nieuw beleid van groot belang is dat die ruimte wordt vermeerderd en louter voor nieuwe projecten zal worden gebruikt. Alsnog wil ik een beroep op de raad doen die motie te ondersteunen. Zoals al is gezegd hebben het college en in feite ook het C. D. A. en de V. V. D. niet op onze fundamentele vragen over de ge lijkwaardigheid, de medezeggenschap en de solidariteit gereageerd. Ook de toetsingscriteria die wij aan de orde hebben gesteld zijn niet becommentarieerd. Als men die opvattingen niet deelt zal naar onze mening de beleidsnota louter uitgaan van opvattingen die in het C. D. A. en de V. V. D. leven en wij zouden het onjuist van het college en de raadsmeerderheid vinden als dat het geval zou zijn. De heer Van Dun heeft over gelijkwaardigheid wel enkele opmerkingen gemaakt, waarbij hij stelde dat gelijke kavels geen ge lijkwaardigheid garanderen, wat inderdaad zo is. Zij geven een zekere mate van ongelijkheid aan, wat van invloed is als men naar een ge lijkwaardigheid streeft. Bij de kwestie van de kavels is nog een ander punt aan de orde geweest, waarop de heer Van Dun niet is ingegaan, namelijk de schaarste aan ruimte. Het is goed ook over de ruimte problemen de opvattingen van het college te vernemen. Misschien kan de heer Van Dun ook nog eens nader uitleggen wat hij precies met de garages en de duivenkotten heeft bedoeld. Ik wil vervolgens nog enkele op zichzelf staande punten naar voren brengen. Wij zijn verbijsterd over hetgeen de heer Geene over de tweede nationale luchthaven heeft gezegd. Met een enkele zin heeft hij eigenlijk heel West-Brabant overhoop gehaald. In de motie die in deze raad is aangenomen is uitdrukkelijk ae noodzaak van een studie

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 963