964
20 NOVEMBER 1975
opgenomen. Op grond van de uitvoerige discussies zouden wij tot een
standpuntbepaling moeten komen. Het is wel verheugend dat het col
lege de opvattingen van de heer Geene niet onderschrijft.
Met betrekking tot de Haagse Beemden zijn bij ons nog wat
vragen blijven bestaan. De wethouder heeft gezegd dat Breda als groei
stad in aangewezen, maar daarover bestaat in Breda en naar mijn mening
ook in Den Haag nog steeds misverstand. Heeft er nu al of geen officiële
aanwijzing plaatsgevonden?
Misschien kan de wethouder nog iets over gebiedsoverdracht zeg
gen. Hij heeft gesteld dat die kwestie deze maand in de Kamer aan de
orde komt, maar misschien kan hij nog wat concreter informatie geven.
Wat de militaire terreinen betreft zijn er door de briefwisseling
tussen het college en de staatssecretaris nogal wat vragen voor ons over
gebleven, met welk wij in progressieve kringen, zowel in het bestuur als
in de fractie, worden geconfronteerd. In het kader van de ruimtelijke
ordening zullen wij daar graag wat mededelingen over kunnen doen.
Uit onze algemene beschouwingen en hetgeen wij vandaag aan
de orde hebben gesteld blijkt dat wij met betrekking tot belangrijke
punten met het college en de meerderheidsfracties van mening verschil
len. Wij wensen in de komende jaren een aantal voorzieningen en acti
viteiten tot stand te brengen, die naar onze mening voorrang moeten
krijgen. Bij de behandeling van de sectoren zullen wij daar uitvoerig op
terugkomen en argumenten aanvoeren.
In het kort wil ik nog iets over de moties zeggen. De heer Geene
heeft over gelijkwaardigheid gesproken, waarbij hij een parallel met
"uniformiteit" trok. Dat is echter uitdrukkelijk niet onze bedoeling. Het
gaat er met name om -- hij heeft dat zelf eigenlijk ook al gezegd--
dat er nog veel ongelijkheid op vele terreinen van het maatschappelijk
leven is. Zonder dat wij iets willen afdoen aan de uitdaging die het
leven moet blijven behouden, vinden wij dat die ongelijkheid moet
verdwijnen, hoewel daar geen unifomiteit zonder meer voor in de
plaats moet komen. Als de ongelijkheid verdwijnt zal er voor de burgers
ook gelijkwaardigheid ontstaan.
Gemakshalve hebben wij van onze amendementen een over
zicht gemaakt. Misschien is het voor het volgen van het debat praktisch
als dat wordt verspreid.
De VOORZITTER: Dat zal zeker kunnen gebeuren.
Thans is opnieuw de beurt aan het college. In de eerste plaats
wil ik proberen U omtrent enkele punten wat nader te informeren en op
de gestelde vragen te antwoorden. Ik wil over zes zaken iets zeggen en
ik zal daar beslist minder dan een kwartier voor nodig hebben. Eerst zal
ik iets zeggen over het Stadsgewest, vervolgens over ae artikel 18-kwestie,
over de verhoudingen tussen b. en w. en raad waarover mevrouw Paulus-
sen heeft gesproken, over de orde in deze vergadering, speciaal wat de
toezending van stukken betreft en tenslotte over de positie van de voor
zitter, waaromtrent ik met name tot de heer Crul een enkel woord moet
richten.
De heer Geene heeft over het Stadsgewest gesproken en zich
daarover nogal tevreden betoond. Ook naar onze opvatting functioneert
het Stadsgewest in het kader van de bestaande mogelijkheden goed.
Van het Stadsbestuur mag worden verwacht dat het Stadsgewest in zijn