20 NOVEMBER 1975 969 ziens geen enkel college, geen enkele raad en geen enkele politieke partij is waar men zich helemaal in kan terugvinden, omdat wij allen onze eigenheid behouden, welke wij in een bepaalde feitelijke situatie moeten proberen waar te maken. Ik wil toch nog iets over één van de moties zeggen en ik wil dat wat uitvoeriger doen dan eigenlijk strikt genomen bij die motie noodzakelijk isTeder heeft een eigen winkeltje en u zult hebben ge zien dat het rnijne het kleinste is, hoewel ik daarnaast nog wat andere dingen verzorg. Soms onderschat men wel eens her werk dat daaraan vastzit, maar ik wil u zeggen dat wij met betrekking tot de financiën hebben getracht iedereen een zo duidelijk mogelijk inzicht te geven, de beoordeelbaarheid van het financieel gebeuren zo groot mogelijk te maken, doch de invloed daarop bij de raad te leggen. In de betref fende motie wordt meer aan het college toegekend dan het college kan geven. Hierin wordt namelijk het college in overweging gegeven het instrument van de reservering aan te scherpen door in de eerste plaats het percentage te verhogen en in de tweede plaats door de reservering louter voor nieuwe activiteiten te gebruiken. Dit zijn twee dingen die het college zelf niet kan doen. Op het moment dat de budgettering, de capaciteitsplanning en de verdeling aan de orde zijn wordt de reservering bepaald. De raad kan beslissen of ae reservering meer dan 2\°]o moet zijn op het moment dat de budgetverdeling in het voorjaar aan de orde is. Bovendien krijgt u een overzicht van hetgeen het college zich voor stelt met de ruimte te doen. Als de raad het daarmee niet eens is kan hij iets anders vaststellen. In het voorjaar heb ik er al op gewezen dat de raad nog aan de nieuwe methode moet wennen. Als wij met een democratisch proces met meer inspraak van de raad willen gaan werken zal men ook de werkzaamheden moeten kennen. Dit betekent dat eigenlijk de verschillende fracties in de raad in juni, juli en augustus het rotaalgebruik van de ruimte zouden moeten beoordelen, om ver volgens in de commissievergaderingen met bepaalde adviezen tot be zuiniging of tot verhoging van uitgaven te komen. Dat is de bedoeling van onze nieuwe financiële politiek geweest, maar ik begrijp wel dat de raad er wat tijd voor nodig zal hebben om daaraan te wennen, even als wij heel veel tijd nodig hebben gehad om dit uit te werken. Om die reden stel ik ook dat de motie als zodanig niet moet worden aan vaard. Bovendien zou moeten worden bekeken of de 2\"lo al of niet een reëel gegeven is, hetgeen aan de hand van wat cijfers en mogelijk heden zou moeten gebeuren. Ik moet tenslotte nog een vraag van de heer Crul beantwoorden De tariefsverhogingen, voorzover die niet in de budgettaire capacitiet zitten, kunnen inderdaad in de budgetten zelf mogelijkheden bieden. Eerst moet echter het voordeel van de meeropbrengst tegen het nadeel van de tariefsverhoging worden afgewogen. Wethouder DE RAAFF: De heer Dees heeft er blijk van gegeven teleurgesteld te zijn over mijn reactie ten aanzien van de medezeggen schapscommissie, althans wat het actief en passief kiesrecht betreft. Ik was al bang dat hij teleurgesteld zou zijn, want ik heb geen "ja" ge zegd op wat hij wilde. Vandaag heeft hij evenwel gezegd dat wij op dit moment de aan de gang zijnde en komende besprekingen niet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1975 | | pagina 969