20 NOVEMBER 1975
973
in is geslaagd zijn bezorgdheid over de problematiek van de woning
bouwverenigingen weg te nemen. In navolging van mijn collega
Broeders die ook wel eens sterke taal gebruikt wil ik hiervan zeggen»
dank je de donder! Ik heb namelijk helemaal niet geprobeerd de be
zorgdheid bij de heer Geene weg te nemen, ik heb juist geprobeerd op
de raad een zekere bezorgheid over te dragen. Dat is het probleem,
waarop ik nog zal terugkomen als ik op de woorden van de heer Dees met
betrekking tot het eigen woningbezit inga. Ik ben blij dat de fractie
voorzitter van het C. D. A. heeft geconstateerd dat zowel bij de STAR
als het gemeentebestuur de bereidheid zal moeten bestaan in redelijk
heid de momenteel bestaande problematiek op te lossen. Ik heb er al
le vertrouwen in dat dat zal gebeuren.
Toen de heer Dees over zijn probleem ten aanzien van de ver
koop van woningwetwoningen begon te spreken werd ik eerlijk gezegd
goed nijdig. Ik vind dat hij mijn woorden bijzonder merkwaardig heeft
geïnterpreteerd, terwijl hij mijns inziens blijkbaar ook heeft vergeten
wat er in deze zelfde raad over deze problematiek in het verleden is
gezegd. Ik zal nog even in het kort herhalen waar het om gaat.
Voorop dient te worden gesteld dat ieder college van b. en w.
en zeker het huidige -- bereid zal zijn raadsbesluiten loyaal uit te
voeren. Zonder dat een passieve houding wordt aangenomen worden op
actieve wijze raadsbesluiten conform de bedoelingen uitgevoerd. Men
mag mij en dit college er niet van verdenken dat de situatie anders
zou zijn. Als ik echter zeg dat er een aarzeling is geweest met betrek
king tot de besluitvorming inzake het verkopen van woningwetwon ingen
aan degenen die daarin gelhteresseerd zijn, behoort het mijns inziens
tot een nette wijze van werken dat de heer Dees daarbij ook de proble
matiek betrekt die zich voordoet op het gebied van de toewijzing van
nu juist de goedkope woningen die moeten worden verkocht. Over deze
materie, waaraan wij een uitvoerige discussie hebben gewijd, heb ik
persoonlijk een ander standpunt. Naar ik meen mag men niet conclu
deren dat er een passieve gelatenheid is. Ik heb gezegd dat zich met
betrekking tot dat probleem bij ons een aarzeling heeft voorgedaan.
Wij vatten de problematiek aan, omdat er nu eenmaal met 16 tegen 13
stemmen een raadsbesluit is aangenomen, dat wij uitvoeren. Kort nadat
het desbetreffende raadsbesluit was genomen, hebben wij zelfs aan
iedereen die in een woningwetwoning woont een brief geschreven waarin
mededeling van het genomen raadsbesluit werd gedaan en waarin erop
werd gewezen dat men volgens dit raadsbesluit de gehuurde woningwet
woning kon kopen; tevens werd in deze brief aangegeven op welke
manier men daarbij te werk zou moeten gaan. In dit verband moet men
mijns inziens niet over passieve gelatenheid spreken, doch dient men de
feitelijke situatie te verkiezen.
Het percentage eigen woningbezit bedraagt in Breda om en
nabij de 30, waarmee onze gemeente zich in vergelijking met de door
de heer Dees genoemde getallen aan de lage kant bevindt. De heer
Dees heeft voorts gevraagd op welke wijze het college ervoor heeft ge
ijverd dat het standpunt van de raad, inhoudende dat het eigen ge
meentelijk woningbezit voor verkoop moet worden vrijgegeven, aan de
woningbouwverenigingen wordt overgedragen. Wij hebben daar diverse
malen over gesproken en wij hebben het standpunt \an de raad schrifte-