974
20 NOVEMBER 1975
lijk aan de woningbouwverenigingen kenbaar gemaakt. Ook in het
kader van het permanent contactorgaan is deze materie besproken.
Het resultaat van dit alles is dat wij de raad hebben moeten mededelen
dat alleen de woningbouwvereniging "St. Joseph" bereid is tot verkoop
over te gaan en dat ook metterdaad doet, terwijl de andere twee
woningbouwverenigingen daar niet voor voelen. Wanneer de situatie
zo is, kan men daar verder niets aan veranderen. Naar mijn mening
komen wij daar niet verder in, maar ik heb er geen moeite mee de
bedoeling van de opmerkingen van de heer Dees nog eens onder de
aandacht van de woningbouwverenigingen te brengen.
Ook heeft de heer Dees gevraagd of er in dezen geen regeling
bij de overdracht van woningcomplexen kan worden getroffen. Hoewel
er veel kan worden geregeld, dient te worden vastgesteld dat dit pro
bleem niet zeer actueel is omdat wij niet dagelijks woningcomplexen
overdragen. Zoals men weet, bouwen de woningbouwverenigingen zelf.
Ten aanzien van enkele aspecten van de overdracht van woningcomplexen
heb ik overigens nog meer problemen. In dat kader zou men een alge
hele regeling met de woningbouwverenigingen moeten treffen.
De bezorgdheid, waar de heer Geene over heeft gesproken
is tot op zekere hoogte aanwezig, maar ter voorkoming van elk mo
gelijk misverstand dienen wij eerlijk te zeggen dat men in het alge
meen diep respect kan hebben voor het werk dat de woningbouwver
enigingen doen.
De moeilijkheid is echter het opereren van de woningbouw
verenigingen, de activiteiten van het gemeentelijk woningbedrijf en
het beleid van de gemeente in eén kader te krijgen, zodat er een
vormig terwille van dezelfde doelstelling bepaalde dingen kunnen
worden gedaan Van tijd tottijd loopt dit weieens mis. In welk ver
band ik het met de heer Geene eens ben dat het in het bijzonder heel
erg onplezierig is dat "St. Joseph" zich aan een gesprekskader -- dat
wij eindelijk hebben gevonden -- onttrekt: dat is een moeilijke situ
atie, waarvan wij hopen dat zij ten goede keert.
Mevrouw Paulussen neen iets gezegd over het pretpark Joan
Haanappel, dat een soortgelijk voorbeeld als de taptoe zou vormen.
Het is mij niet duidelijk wat er precies wordt bedoeld, maar de discus
sie daarover kan bij de behandeling per portefeuille altijd nog worden
voortgezet. Haar opmerkingen over woningtoewijzing en de normen die
daarvoor gelden zijn enerzijds onjuist, soms tendentieus en een enkele
keer een beetje correct. Het is zeker niet juist dat de normering voor
woningtoewijzing naar rato van de plaats op de maatschappelijke ladder,
de plaats waar men heeft gewoond of het inkomen zou geschieden.
Mevrouw Paulussen moest zelf beter weten. Ik geloof dat deze op
merkingen grievend zijn voor degenen, die hier dagelijk met veel zorg
aan bezig zijn, en voor degenen die in Breda worden geholpen. De
normen voor woningtoewijzing zijn volstrekt openbaar en ik geloof dat
wij moeten ophouden met de kretologie dat dat niet zo zou zijn; de
raad kent de normen en weet hoe wij te werk gaan. Het enige aspect
waarover wij met een zekere prudentie moeten spreken is het volgende:
wanneer wij in de normering een bepaalde sociale of medische urgentie
inbouwen, staan wij op dit ogenblik op het standpunt dat niet uit een
soort automatisme elke cliënt of patiënt die -- op zijn verzoek van