976
20 NOVEMBER 1975
dat de bespreking had plaatsgevonden en dat tot openbaarmaking zou
worden overgaan. Dat is naar ik meen het inlossen van een belofte en-
dan moetenwij die zaken stellen zoals zo gesteld moeten worden.
De heer Crul heeft gevraagd of ik iets meer over de gebieds
overdracht kan vertellen. Ik ken de strekking van zijn vraag niet en ik
zou niet weten wat ik zou moeten vertellen, behalve dan dat wij de
dienst in de Tweede Kamer niet uitmaken en dat volgens mijn inlich
tingen in november het wetsontwerp nog in de Kamer aan behandeling
toe is. Het betreft hier het bekende wetsontwerp van de heer De Gaay
Fortman, dat al anderhalf d twee jaar "in de pan ligt". Daar valt verder
niet veel over te zeggen.
Natuurlijk kunnen wij nog uren over de problematiek van de
schaarste aan grond spreken, maar ik meen mij tot enkele opmerkingen
te moeten beperken. De schaarste aan grond in Nederland is geen
plaatselijk probleem; er moet niet op plaatselijk niveau een oplossing
tot stand komen, want het probleem draagt een nationaal karakter.
Ik ben er zeer gelukkig mee dat er in Den Haag een minister is die daar
zijn visie op heeft. Een en ander houdt in dat wij de problematiek
als afgeleide van een landelijk beleid te lijf zullen moeten gaan. Als
dat beleid eenmaal ook in Breda is "neergedruppeld" zal er waarschijn
lijk verschil in opvatting tussen de heer Crul en dit college zijn. Naar
mijn mening zullen wij dan in het kader van onze taakstelling en van
een leefbare woonsituatie zorgen voor een pluriforme opvulling van het
gebied waarop onze taak betrekking heeft. Ik meen dat er in dat ge
bied zowel voor de heer Crul als voor mij plaats moet zijn; ik geloof
dat wij in meters niet veel verschillen.
De heer Crul heeft gevraagd of Breda nu wel of niet groeistad
is. Ik moet hierop antwoorden dat Breda inderdaad groeistad is-, de
minister heeft dat zelf tegen ons gezegd en wij zijn daar helemaal
kapot van! Ook heeft de minister daar nog een brief over geschreven.
De heer Crul probeert te betogen dat de minister nog geen beslissing
heeft genomen, maar deze zal Breda opnemen in het tweede gedeelte
van de Derde Nota Ruimtelijke Ordening de verstedelijkingsnota
dat aan de Kamer zal worden voorgelegd. Hoewel de Kamer natuurlijk
altijd nog moeilijke dingen kan uithalen, dient te worden vastgesteld
dat de minister Breda als groeistad heeft aangemerkt en daarmee een
opening heeft gegeven voor gesprekken met de I. W. K. W. en andere
instanties, die thans gaande zijn. Het is mogelijk dat de heer Crul
over één bepaald woordje in de brief is gevallen, aangezien de minister
schrijft dat hij Breda als groeistad "ziet Als reactie daarop zou ik het
volgende willen zeggen; als ik de heer Crul "zie" als voorzitter van de
federatie van fracties van Partij van de Arbeid en P. P. R.is dat toch
een exacte benadering van een feitelijk gegeven. Als zodanig heeft de
minister gezegd dat hij Breda groeistad vinat.
Wethouder VAN GRAAFEILAND: De heer Geene heeft over de
eventuele tweede luchthaven gesproken. Natuurlijk is het mij bekend
dat aan het bouwen van een dergelijke luchthaven een bouwvolume
vastzit, wat ik trouwens ook niet heb ontkend. Ik heb alleen gezegd
dat men geen luchthaven in West-Brabant moet bouwen, omdat er een
bouwvolume aan vast zit. Een dergelijke gang van zaken lijkt mij on-