980
20 NOVEMBER 1975
de leerkrachten enz, enz. De overheid mag zich alleen niet met deze
inrichting bemoeien, wanneer zij daarmee de vrijheid van richting aan
tast. Wie godsdienstonderwijs geeft op protestants-christelijke scholen,
gaat haar niets aan. Wie rekenen geeft, gaat haar wel aan, doch alleen
ten aanzien van de vakbevoegdheid.
Het voorafgaande wilde ik bij de dit jaar te houden beschouwin
gen over het onderwijs in deze raad even kwijt. Tot slot wil ik nog drie
onderwerpen aansnijden, die voor de wethouder meer gerede aanleidingen
voor respons zouden kunnen zijn.
In de eerste plaats iets over de bezuinigingen en versoberingen
die de rijksoverheid in de begroting van onderwijs 1976 voorstelt. Heeft
de wethouder daarmee rekening gehouden? Ik denk hier in het bijzonder
aan:
a. versobering van de scholenbouw en de bouw van leslokalen;
b. verhoging van de stichtingsnormen voor het lager onderwijs -- dit
punt is al ter sprake geweest
c. verlaging van de bijdrage op grond van artikel 50 van de kleuter-
onderwijswet en artikel 72 van de lager-onderwijswet, alsmede een
scherper toezicht op allerlei aspecten die hiermee verband houden
-- in een vorige vergadering heeft de heer Koertshuis hier reeds op
gewezen --;
d. verhoging van de groepsgrootte en vermindering van het aantal
wekelijkse lessen bij het voortgezet onderwijs;
e. verhoging van de gemiddelde groepsgrootte bij het hoger beroeps
onderwijs en vermindering van allerlei arbeidsfaciliteiten.
In de tweede plaats het volgende. De nieuw vastgestelde be
dragen. bestemd voor het lager onderwijs, deze worden onder c.
bij het eerste streepje genoemd -- maken op mij de indmk dat zij te
laag zijn. Het is bijvoorbeeld zeer vreemd dat bij de onderwijsuit-
keringen wordt uitgegaan van lagere percentages voor loon- en prijs
stijgingen dan bij ae gemeentefondsuitkeringen. Dit maakt passende
loon- en prijscompensaties in de toekomst, wanneer de verwachte
achterstand voor 1976 niet wordt ingehaald, onmogelijk. Gelet op dit
bezwaar en op de versobering in verband met artikel 50 en artikel 72,
gaan de gemeenten in 1976 naar mijn smaak wat het onderwijs betreft
een moeilijk jaar tegemoet.
Tot slot wil ik zeggen dat ik erg trots op onze begeleidings
dienst ben. Hoewel dit een dure instelling is, is zij absoluut noodzake
lijk: dat staat helemaal buiten kijf. De wethouder moet echter wèl be
denken dat onze S. A. D. er is om dienstbaar op te treden voor ongeveer
180. 000 inwoners. Voor onze gemeente met nog geen 120, 000 inwoners
hebben wij aan deze dienst derhalve stellig een duur geval. Bovendien
moet de wethouder als lid van de bestuurscommissie bedenken dat het
goed zal zijn dat een hoofd van een snelgroeiende begeleidingsdienst
in de pionierstijd van deze dienst niet te veel buiten-Bredase functies
aanvaardt. Op die manier krijgt deze pioniersdirecteur, die overigens
zijn werk bijzonder goed en kundig verricht, het veel te druk. Ik ge
loof dat wij deze directeur in bescherming moeten nemen.
Ook dat wilde ik even kwijt en ik dank u zeer voor uw aan
dacht.
De heer GIELEN: Ook ik zou graag iets willen zeggen over