992
20 NOVEMBER 1975
treedt er dus wel stagnatie op.
Aan de andere kant groeit het inzicht dat het schooladvies-
en begeleidingswerk voor alle betrokken plaatsen van belang is. Hoe
wel dit inzicht ook in onderwijskringen wordt onderschreven, vormt
de vormgeving op dit ogenblik een moeilijkheid. Ik hoop dat wij deze
moeilijkheid zullen kunnen overwinnen.
Over de integratie van kleuteronderwijs en gewoon lager onder
wijs zou ik het volgende willen zeggen. Er zijn allerlei ontwikkelingen
waarvan er twee in het bijzonder van belang zijn. In de eerste plaats
dient bij de bouw en verandering van scholen zo goed mogelijk met
een ruimtelijke aanpassing rekening te worden gehouden: dat is een
algemene lijn die wij trekken. Vervolgens wordt van de kant van de
S. A. D. medewerking verleend om het inzicht en de kennis in dezen
te verbreden, terwijl bij een aantal scholen de integratie in gang is
gezet. Er is vrij veel differentiatie, maar ik geloof dat hier een groei
proces in het geding is dat toch al wel enige effecten gaat vertonen.
Als de stichting Nieuwe School, of welke groepering dan ook,
op basis van de wettelijke bepalingen met een voldoende aantal leer
lingen een beroep op de gemeente zal doen, zal een medewerkings-
voorstel aan de raad worden gedaan. Naar ik meen kan en mag de raad
dan niet anders doen dan de medewerking verlenen. Het gemeentebe
stuur zal er dan voor zorgen dat het onderwijs zich kan voltrekken in
de stad waar het is aangevraagd.
Ik zou bijna zeggen dat de situatie met betrekking tot Basis
Onderwijs en L. O. M. muurvast zit. Het is bekend dat wij ten aanzien
van alle betrokken leerlingen van onze kant besprekingen hebben ge
opend om tot één oplossing te komen. Ik moet bekennen dat bij mij
na het laatste met hulp van een bemiddelaar gevoerde gesprek de hoop
op een oplossing volstrekt is verdwenen. Ik denk dat hier gescheiden
wegen zullen moeten worden begaan, hetgeen ik eigenlijk wel be
treur, maar de feiten maken geen andere oplossing mogelijk.
Over het godsdienstonderwijs, dat ook in een ander verband
ter sprake is geweest, zou ik het volgende willen zeggen. Reeds jaren
lang wordt door de Raad van Kerken over het godsdienstonderwijs ge
sproken. Wij hebben er diverse besprekingen over gevoerd en in be
paalde gemeenten heeft men regelingen getroffen. B. en w. hebben
óp dit ogenblik geen concreet voorstel aan de raad voorgelegd. De aan
vraag heeft twee kanten: de betaling van godsdienstleraren bij de
openbare scholen enerzijds en de teamcoaching van godsdienstleraren,
catecheten of hoe men ze wil noemen, binnen het onderwijs. Onze op
vatting is dat geen enkele geestelijke richting zou mogen worden uit
gesloten. De betaling van godsdienstleraren ligt naar wij menen niet
zo zeer op de weg van de gemeente. Wêl zijn wij van mening dat ge
zien de geestelijke waarden die door groepen van onze bevolking wor
den onderkend en die ook met de i déntiteit van het eigen schoolge
beuren te maken hebben, de begeleiding van de leerkrachten aan die
scholen door de overheidszorg mede mogelijk zou moeten zijn, opdat
de. begeleiding van de scholen in niet alleen technisch maar ook ander
opzicht volledig tot haar recht zou kunnen komen. Wij hebben deze op
vatting kenbaar gemaakt. Aangezien de aanvraag er ligt, moeten wij
een en ander natuurlijk nog aan de raad voorleggen. In ieder geval zijn