20 NOVEMBER 1975
995
■werk twee elementen zijn. In de eerste plaats hebben wij te maken
met de maatschappelijk werker of werkster die op school in het bege
leidingsteam op voet van gelijkheid met de psycholoog, de pedagoog
enz, aan schoolsituaties werkt en eventueel ook in individuele geval
len hulp biedt. In die context hoort de betrokkene naar mijn gevoel
bij de schooladvies- en begeleidingsdienst, maar de schooladvies- en
begeleidingsdienst zal op zijn beurt weer een duidelijke relatie moeten
hebben met het algemeen maatschappelijk werk en het opbouwwerk.
Wij moeten namelijk niet in de situatie komen te verkeren dat men
het eigen terrein overschrijdt en zich met andere terreinen bemoeit,
zonder tot aanvulling en ondersteuning van elkaar te komen. In een
gesprek dat ik met éen van de hoofdambtenaren van C. R. M. hierover
heb gevoerd is gebleken dat ook daar de problematiek nog niet erg
helder is, Ik heb begrepen dat er nog overleg tussen het ministerie van
onderwijs en het ministerie van C. R. M. wordt gepleegd teneinde de
dingen goed op elkaar af te stemmen. In de Bredase situatie wordt er
aan gedaan wat er redelijkerwijs aan gedaan zou kunnen worden. Ik
kom toe aan twee onderwerpen, waarvan ik niet weet of ik er iets
over mag of moet zeggen, in de eerste plaats de peuterspeelzalen, die
naar ik meen twee aspecten hebben. Als men er meer geld voor wil
hebben zou men naar ik meen eigenlijk bij mijn college Van Graafeiland
moeten aankloppen. Het merkwaardige is dat mij het gevoel een
beetje bekruipt dat men overal geld weghaalt -- ook bij mij -- om het
dan naar mijn college Van Graafeiland te brengen! Over alle porte
feuilles heen blijkt dus in de praktijk van de kant van de progressieven
een bijzondere sterke sympathie voor de V. V. D, -wethouder.
De heer OOMEN: Dat is meer voor de sector die hij vertegen
woordigt dan voor de wethouder zelf!
Wethouder BROEDERS: Ik vroeg mij even af: wat zou erachter
zitten? In ieder geval moet worden vastgesteld dat de peuterspeelzalen
en de soortgelijke centra -- ik moet bekennen dat ik het allemaal niet
uit elkaar kan houden -- onder de minister van C. R. M.de heer van
Doorn, vallen. Het is bekend dat er een motie is aangenomen waarin
erop wordt aangedrongen daarvoor meer gelden beschikbaar te stellen.
In aat verband zou men tot de conclusie kunnen komen dat dit onder
werp niet tot de portefeuille van onderwijs behoort; misschien vechten
ze daarboven ook, ik weet dat zo niet. Wij zijn daarover nog niet uit
gevochten, Misschien is er iets voor te zeggen dat dit onderwerp zou
blijven berusten bij de dienst die de relaties altijd heeft onderhouden
en de subsidie-aanvragen altijd heeft verzorgd en die bekend is met de
betrokken instituten en personen. Ik kan dit niet geheel beoordelen en
wij hebben ook nog geen oplossing bereikt.
Over de begeleiding heeft minister van Kemenade. als ik het
goed heb begrepen, de volgende opmerkingen gemaakt: het mtig wel
-- hij zegt het natuurlijk veel mooier dan ik het zeg -- als bij de
schooladvies- en begeleidingsdiensten de bekwaamheid aanwezig is.
Het wordt natuurlijk een nieuw gegeven dat misschien een extra druk
op de S. A. D, legt omdat er meer mankracht nodig zal zijn. Wellicht
zal er een extra claim van de S, A, D, komen om dit werk te kunnen
uitvoeren. Ik "ben graag bereid over de begeleiding me: de S, A. D, te
spreken. Het andere aspect dat is genoemd kan mijns inziens het