24 JUNI 1976
1001
Vervolgens gaat deze constatering, die niet
is bestreden en naar mijn mening ook niet kan wor
den weersproken, zich dimensioneren tegen de ont
wikkelingen die ter plaatse aan de gang zijn en
tegen problemen waarmee het gemeentebestuur van
Nieuw-Ginneken te kampen heeft. De heer Crul heeft
tijdens het debat over de orde gezegd dat wij de
plezierigste contacten met deze nabuurgemeente
hebben. Dit is juist en met het oog daarop hebben
wij dan ook voordat het contract aan de raad werd
aangeboden contacten gezocht, allereerst met het
gemeentebestuur van Nieuw-Ginneken. In dit verband
zijn twee punten in het geding. In de eerste
plaats is een Bredase en Nieuw-Ginnekse situatie
aan de ordeZoals onder meer uit een opmerking
van de heer Beckers is gebleken, weten wij dat in
het streekplan voor West-Brabant en in de brief
van de minister van volkshuisvesting en ruimtelij
ke ordening van 11 september 1975 sprake is la
ten wij dat hier maar keihard uitspreken van
het gebied Bavel-Dorst als mogelijke verdere stads
uitbreiding van Breda. Wanneer dit een gegeven is
dat vooralsnog deel van het streekplan uitmaakt en
dat ook door de minister van volkshuisvesting en
ruimtelijke ordening wordt geëtaleerd, past ons
ook in het Bredase, afgezien van de zakelijke in
houd van het contract, voorzichtigheid ten aanzien
van de visie op het storten van vuil in dit gebied
op langere termijn. Voor alle duidelijkheid moet
hierbij worden aangetekend dat Breda niet als eni
ge op deze plaats stort. De door de Grontmij geëx
ploiteerde vuilstortplaats is er niet alleen ten
behoeve van Breda, hetgeen inhoudt dat Breda, voor
zover het bevoegdheden zou hebben, ter iaatse
niet per definitie regelend zou kunnen optreden.
In ieder geval past ons voorzichtigheid.
Het voorafgaande heeft betrekking op het Bre
dase en Nieuw-Ginnekse belang. Uit de besprekingen
met het gemeentebestuur van Nieuw-Ginneken is ech
ter duidelijk gebleken dat behalve dit aspect voor
Nieuw-Ginneken nog andere aspecten van belang zijn