1008
24 JUNI 1976
adhesie aan dit standpunt heeft betuigd, maar in
dien het de gemeenteraad niet bekend is, weet men
toch in ieder geval in Nieuw-Ginneken dat de
Grontmij in het provinciehuis heeft medegedeeld
een landschapsplan voor deze vuilstortplaats klaar
te hebben liggen. Men maakt zich daar sterk voor
en heeft ten opzichte van het provinciaal bestuur
duidelijk geëtaleerd dat men aan die voorwaarde
wil voldoen. Op zichzelf is de desbetreffende
uitspraak in de motie, waarvan wij kennis hebben
genomen, dan ook overbodig.
Voorts heeft de heer Van den Wijngaard over
de unieke ligging van deze vuilstortplaats ge
sproken. Dit is voor Breda wat de cijfers en de
exploitatie betreft inderdaad het geval, maar in
het kader van de planologische ontwikkeling zou
men wellicht niet zo direct van een unieke lig
ging spreken.
De heer Brummelkamp en ik hebben elkaar naar
ik meen in een interruptiedebat goed begrepen;
natuurlijk hebben wij over de termijn van vier
jaar in de commissie gesproken. Voorts heeft de
heer Brummelkamp over de eventuele laakbaarheid
van de zinsnede inzake de financiële consequen
ties gesproken; hij heeft gevraagd wie opdracht
tot de desbetreffende wijziging heeft gegeven. Ik
heb gezegd dat het college daarvoor verantwoorde
lijk is en dat ik heb onderhandeld. Ik vind dit
allerminst laakbaar .en vind de opmerking van de
heer Brummelkamp een beetje flauw en niet terecht.
In onderhandelingen op zakelijk niveau moet je
naar mijn mening het haalbare nastreven.
De heer Brummelkamp heeft gevraagd wat er
zal gebeuren als de meningen over vier jaar ver
deeld zijn. Ik dat geval biedt de overeenkomst
twee mogelijkheden die ik voor alle duidelijkheid
nogmaals noem. In de eerste plaats zal men in een
dergelijk geval om de tafel gaan zitten om te
trachten in redelijkheid tot wijziging van het
contract te komen. Als stok achter de deur be
staat de mogelijkheid dat het contract een jaar